- 4 november -

Onvoorwaardelijk geloof

(GJE VI. 177, 8-9)
Ik zei: Jullie weten toch wie Ik ben, en zouden ook zonder dat Ik alles speciaal uit moet leggen van Mij kunnen geloven wat Ik jullie leer. Maar dat doen jullie niet, en jullie hebben Mij al enkele malen laten blijken dat jullie Mij vaak vanwege een heel geheime leerstelling niet geloofd hebben; en jullie zeiden Mij in Mijn gezicht dat dit een harde leer was; en het is nog geen zeven dagen geleden dat jullie Mij allen hebben verlaten, ook vanwege lessen die jullie niet begrepen hebben.
Daaruit blijkt, dat jullie zielen sterker zijn dan de zielen van de eigenlijke kinderen van deze wereld. Zulke mensen als jullie nu, zullen er op deze aarde altijd zijn, en Ik zal hen opwekken en ook, net als jullie, uit Mij het innerlijke woord van de geest geven, en zij zullen de eigenlijke kinderen van deze aarde onderwijzen, waardoor hun wil helemaal vrij blijft. De leraren mogen zich daarom echter niet inbeelden, dat zij als leraar en wijze hoger bij Mij staan aangeschreven dan de kinderen van deze aarde; want Ik zeg steeds, en dat zal altijd gelden: Laat deze kleinen tot Mij komen en belet hen niet! Want wie niet wordt als deze kinderen zal in Mijn rijk niet binnengaan, want hun behoort het en het is ter wille van hen gemaakt. Wie echter een wijze is en derhalve een leraar en daarbij van ganser harte deemoedig en zachtmoedig, die zal eens ook daar zijn, waar Ik als een ware Vader van eeuwigheid tot eeuwigheid te midden van Mijn kinderen zal zijn!