- 31 juli -

Zelf je weg gaan

(GJE V. 97, 5-6)
Rafaël: Geloof me en luister goed naar wat ik je nu zeg! Er bestaan in de hele natuur- en geestenwereld geen zogenaamde oerduivels, maar alleen zulke, die al vroeger als onverbeterlijk slechte en zondige mensen ooit op de wereld geleefd hebben en toen al als de eigenlijke lichamelijke duivels de andere mensen tot allerlei kwaad en schandelijkheden niet alleen verleidden, maar ook met al de hun ter beschikking staande dwangmiddelen dwongen, - waardoor ze zich echter een des te grotere verdoeming in zichzelf bezorgden, waarvan ze zich moeilijk ooit helemaal kunnen losmaken. Je kunt hier nu denken wat je wilt, maar het zal je niet mogelijk zijn om op wat voor manier dan ook enige schuld bij de Heer te leggen.
En dat er dan ook aan gene zijde door de Heer zover dit overeenstemt met Zijn orde, al het mogelijke wordt toegelaten om een verdorven ziel te genezen, kun je je wel voorstellen; want de Heer heeft geen enkele ziel voor het bederf, maar alleen voor de grootst mogelijke levensvervolmaking geschapen. Maar wat je ook moet onthouden is, dat geen enkele ziel uit de hele onmetelijke scheppingsruimte door directe, geheel onvoorwaardelijke erbarming tot vervolmaking van haar leven kan komen, maar enkel en alleen door haar eigen wil! De Heer laat de mens wel allerlei hulpmiddelen toespelen; maar dan is het aan de mens om deze als zodanig te herkennen, ze met zijn eigen wil op te pakken en ze zelf helemaal eigenmachtig te gebruiken!

- 30 juli -

Zelf verantwoordelijk voor je keuze

(GJE V. 97, 1-3)
Rafaël: Ik zeg je: Ieder mens wordt pas door zichzelf slecht en ontrouw aan de goddelijke orde! Daar gaat meestal wel een totaal verkeerde opvoeding aan vooraf, waardoor hij in allerlei slechte neigingen terechtkomt en vervolgens in allerlei zware zonden. Daardoor zet hij dan echter ook zijn deuren open voor alle slechte vreemde invloeden en kan op die manier tot op de bodem van zijn zielsleven bedorven worden en ook blijven, - maar altijd alleen maar als hij dat zo wil.
Wil hij zichzelf veranderen dan staat hem van de kant van de Heer niets in de weg; want iemand die in het nauw zit, hoeft maar de geringste wens in zichzelf te uiten, en hem wordt spoedig hulp geboden. Maar als hij zich in zijn slechtheid heel prettig en tevreden voelt, en nooit een wens tot verbetering van en in zichzelf laat horen, wordt natuurlijk zijn wil nooit speciaal beinvloed.
Wel wordt het in het gevoelscentrum van zijn hart, dat men `geweten' noemt, ingefluisterd, en van tijd tot tijd krijgt hij stevige waarschuwingen van ons. Als hij zich hier maar enigszins iets van aantrekt, is er van verloren gaan en bedorven raken geen sprake meer. Dan komt de verborgen hulp onophoudelijk van boven en verleent de ziel steeds meer inzicht en kracht om zich meer en meer los te maken uit waar zij in verstrikt is geraakt; dan is er slechts enige goede wil voor nodig en dan gaat het al met grote schreden voorwaarts, - minstens tot het punt waarop de mens, voor een hogere openbaring geschikt, door Gods Geest Zelf wordt gegrepen en in het ware levenslicht verder wordt geleid.

- 29 juli -

Invloed van de kwade machten

(GJE V. 96, 7-9)
Wanneer jouw ziel de een of andere geur van een zondige neiging in je uitstralende sfeer verspreidt en de reeds van het lichaam bevrijde, maar nog in eenzelfde lievelingsgeur verkerende zielen deze geur in jouw uitstralende levenssfeer als het ware ruiken, tenslotte op je afstormen en zich tegoed doen aan jouw overvloed, zonder eigenlijk te weten wat ze doen en alleen in steeds grotere getale op je afkomen omdat ze in jouw sfeer de kost vinden die ze wensen, dan is dat zeker niet onwijs van de Schepper, die eeuwig niets zo respecteert dan de onvoorwaardelijke vrijheid van iedere ziel. Immers, ieder ziel heeft toch altijd middelen genoeg in handen om zich van de ongewenste gasten te ontdoen, zo vaak en wanneer ze dat wil!
Wil je buiten in de natuur niet door stekende insecten lastig gevallen worden, was en reinig je dan van die dwaze honinglaag, dan zul je met rust gelaten worden; en als je niet door demonen, die je ziel zwak maken, lastig gevallen wilt worden in je uitstralende levenssfeer, maak dan de jou bekende orde van de Heer tot je levensprincipe, dan verzeker ik je, dat geen enkele demon in de buurt van je levenssfeer zal komen!
Geloof me, als je door een in en uit jezelf ontstane levensverkeerdheid de demonen niet lokt en aantrekt, dan zullen ze jou zeker niet aantrekken, verlokken en verleiden; heb je ze echter aangetrokken, dan heb je het aan jezelf te wijten als ze, zonder het eigenlijk te willen, door hun aandrang jouw ziel in diezelfde slechte neiging nog meer zullen verharden.

- 28 juli -

De begrippen `satan' en `duivel'

(GJE V. 94, 2-6)
Rafaël: Kijk wat men `satan' en `duivel' noemt, is de wereld met al haar verleidelijke pracht. Natuurlijk is alle materie waar de wereld uit bestaat ook alleen maar een werk van God, en er ligt iets goddelijks in verborgen; maar daarnaast ook leugen, bedrog en verleiding, waaruit afgunst, gierigheid, haat, hoogmoed en vervolging ontstaat, en daaruit komt weer onnoemelijk en onmetelijk veel kwaad voort.
En zie, dit valse, de leugen en het bedrog, is nu geestelijk gezien de `satan', en alle afzonderlijke, daaruit noodzakelijkerwijs voortkomende ondeugden zij datgene wat men `duivel' noemt; en iedere ziel die zich geheel en al heeft overgegeven aan een van deze ontelbaar vele ondeugden, is een duivel in eigen persoon en een daadwerkelijke uiting van het een of andere slechte en kwade, en in zo'n ziel bevindt zich een moeilijk uitwisbare neiging om aldoor kwaad te doen op de wijze waarop ze haar leven gegrondvest heeft gedurende de tijd van haar lichamelijk bestaan.
En omdat iedere ziel ook na de dood van het lichaam voortleeft en in de omgeving van deze aarde verblijft, komt het bepaald niet zelden voor dat zo'n ziel zich ook binnen de uitstralende levenssfeer van de mensen begeeft en door middel hiervan met de haar eigen slechte begerigheid ook in diegene iets slechts probeert wakker te maken in wiens levenssfeer zij heel welkome voeding vindt, omdat deze nog in het lichaam levende persoon een niet onbeduidende natuurlijke neiging en drang in zich heeft tot eenzelfde ondeugd, gewoonlijk ten gevolge van een slechte en verwaarloosde basisopvoeding.
Zulke zielen maken zich zelfs meteen meester van het lichaam van mensen en kwellen daardoor zelfs een ziel die hier en daar zwakke plekken heeft, en de Heer laat dit juist toe om bij die ziel zo'n zwakke plek beter te maken; want pas daardoor krijgt die geplaagde ziel dan een ware en intense weerzin tegen een bepaalde zondige zwakheid van haar lichaam en stelt tenslotte alles in het werk om sterk te worden op dat punt waarop zij tevoren zwak was, waarbij de genade van de Heer haar ook op het goede moment te hulp komt.
Zie, dit is, verstandelijk geredeneerd, datgene wat een jood die weliswaar zeer ver afstaat van de waarheid van hoe het eigenlijk is, in feite onder het begrip `satan' en `duivel' zou moeten verstaan; maar omdat hij het niet begrijpt, ziet hij `satan' en `duivel' als een geestelijk gepersonifieerde kwade wilsmacht, die er het grootste behagen in schept om de mensen van de weg af te brengen waarop zij zich binnen Gods orde bewegen.

- 27 juli -

Mens als evenbeeld van God

(GJE V 90, 4-7)
Ik zeg jullie, dat jullie nu met alles toegerust zijn wat jullie voor het verdere uitdragen van Mijn Woord en Mijn wil nodig zullen hebben.
Wie dit alles inziet en het trouw in acht neemt, zal vast en zeker de vervolmaking van het leven bereiken en de dood nooit voelen; want wie al in dit lichaam het eeuwige leven van zijn geest heeft doen ontwaken, zal bij het afvallen van dat lichaam niets dan een hem boven alles zaligmakende bevrijding in het heldere bewustzijn van zijn volmaakte bestaan duidelijk en juist waarnemen; tevens zal zijn gezichtsvermogen verruimd worden tot in het oneindige!
Maar degenen die niet volmaakt zijn, zal het op het moment dat hun lichaam afvalt wel iets anders vergaan! Ten eerste zullen zij in hun lichaam grote pijn te dragen krijgen, die natuurlijk meestal toeneemt tot het moment dat men het scheidingsmoment noemt. Behalve deze onvermijdelijke pijn van het lichaam zullen echter ook in de ziel vrees, angst en tenslotte zelfs een soort wanhoop zich kenbaar maken en de ziel nog meer pijnigen dan de hevigste pijn van het lichaam. En als de ziel bevrijd wordt van haar lichaam dan zal zij er aan gene zijde niet zelden vele jaren volgens de tijdrekening van deze wereld voor nodig hebben om ook maar tot een enigszins menselijk bewustzijn te komen. Daarom zal het uiterst waardevol en goed zijn, als jullie voor je broeders ook dezelfde inspanning en hetzelfde geduld opbrengen, die Ik nu Zelf met jullie aan de dag heb gelegd.

- 26 juli -

Geen blind geloof

(GJE V. 88, 3-8)
Ikzelf zeg tegen jullie: Onderzoek alles en behoud het goede en derhalve ook ware! Als Ik dat Zelf doe, hoeveel te meer moeten jullie het dan doen, omdat jullie de gedachten van mensen nooit zo kunnen doorzien als Ik!
Verlang vooral van niemand blind geloof, maar laat iedereen het waarom zien! En mocht iemand niet in staat zijn om het met zijn verstand te begrijpen, schuw dan geen moeite om het hem stapje voor stapje met alle liefde en geduld duidelijk te maken, tot hij in staat is om jullie goede leer door en door te begrijpen; want met een onjuist begrip moet niemand van jullie een leerling zijn in Mijn naam! Want Ik geef jullie een helder licht en leven, en daarom zullen jullie geen apostelen zijn van de duisternis en de dood.
Wie zoekt zal vinden; aan hem die vraagt, zal een juist antwoord gegeven worden, en voor wie klopt aan een gesloten poort, zal deze geheel worden opengedaan!
Niets is zinlozer dan een half antwoord op een gestelde vraag; helemaal geen antwoord geven is dan veel beter! En niets is onpraktischer dan een halve verklaring over iets waarbij een juist inzicht van levensbelang is!
Daarom moet degene die leraar wil zijn, dat wat hij zijn broeder wil leren, zelf buitengewoon grondig tot diep in de wortel en de oerkiem begrijpen, omdat het anders zo is, dat de ene blinde de andere leidt en als ze bij een greppel komen, vallen beiden erin, de leider en degene die geleid wordt.

- 25 juli -

Levensvervolmaking

(GJE V 83, 3-6)
Natuurlijk kun je niet al meteen vanaf het eerste begin in het volle bezit zijn van de goddelijke wil in jezelf als je God tevoren niet in alle volheid hebt opgenomen in je hart door de zuivere, ware, al het andere buitensluitende liefde; want als God niet volledig in je is, kan Hij ook niet volledig in je willen.
Maar God boven alles uit alle macht liefhebben is niet zo gemakkelijk als jij je dat voorstelt! Daar is vooral een volgens de wetten van Mozes volkomen zuivere levenswandel voor nodig. Als deze levenswandel door allerlei tegen de orde indruisende levensfouten (zonden) werd verstoord, hebben noodzakelijkerwijs ook alle krachten die voor het leven nodig zijn, schade geleden, en daardoor zijn deze tot materie geworden en zodoende als het ware volledig gedood.
Iemand wiens leven op deze manier misvormd werd, kan God dan onmogelijk vanuit al zijn met de orde overeenstemmende levenskrachten boven alles liefhebben, omdat zulke mensen vaak al voor meer dan tweederde dood zijn. Zo iemand moet dan door een uiterste verloochening, die vaak jaren duurt, de gestorven levenskrachten van al zijn oude hartstochten en gewoontes opnieuw in zichzelf tot leven brengen en pas op die manier langzaam maar zeker overgaan tot de hoogst mogelijke liefde tot God, wat natuurlijk voor iemand die al zozeer verwereldlijkt is geen gemakkelijke opgave is!
Want als een kerngezond iemand bij het beklimmen van een hoge berg al heel veel moeite moet doen, en hem dit heel zwaar moet lijken, hoeveel te meer dan iemand die aan jicht lijdt en nog amper in staat is om zich op de vlakke grond met krukken voort te slepen!

- 24 juli -

Vrijheid van de menselijke wil

(GJE V 76, 13-15)
Als jij je houdt aan de eenvoudige geboden van God en God waarachtig boven alles liefhebt, dan word je toch immers steeds meer één met het weten en willen van God. Op die manier word je wijzer en wijzer en in dezelfde mate ook machtiger, en zo krijg je ook steeds meer inzicht in je willen. Je innerlijke, goddelijke licht zal tot een alziendheid verheven worden, waardoor je in de overigens nog bestaande levensduisternis de werkzame levenskrachten niet alleen zult voelen, maar ook zult zien; en doordat je de volmaakt vrije wil van God in je hebt, zul je ze er ook toe kunnen brengen om op deze of gene manier actief te worden. Juist doordat je de talloze, voortdurend van God uitgaande krachten ieder op zich en individueel herkent en doorziet, krijg je er als bezitter van de goddelijke wil vat op, en kun je ze ook bestemmen en bundelen voor een wijze handeling en een wijs doel. Ze zullen dan ook meteen zo in actie komen als wanneer God ze direct Zelf voor een bepaalde activiteit had bestemd.
Want alle door de hele oneindigheid van God uitstromende krachten zijn te vergelijken met talloze armen van één en dezelfde almachtige God, en kunnen ook onmogelijk op een andere manier actief worden en actief zijn dan enkel en alleen doordat ze hiertoe aangezet worden door de goddelijke wil, omdat ze in feite niets anders zijn dan pure uitstralingen van de goddelijke wil.
Wanneer de mens dan zijn kleine wilsvrijheid met de eindeloos grote goddelijke verenigt, zeg Me, of je dan kunt denken dat het mogelijk is dat hij enkel een stomme toeschouwer is van de puur goddelijke wil, of dat de mens, wiens wil op die manier zo groot en vrij is geworden, niet in staat zou zijn om met zo'n goddelijke wilsvrijheid het een en ander tot stand te brengen!

- 23 juli -

Pijn, ziekte en dood

(GJE V. 75, 2-3, 5-6)
Wie in vlees is gehuld zal dit ook weer moeten afleggen, met of zonder pijn, dat maakt helemaal niets uit; want als men het vlees heeft afgelegd, is alle pijn die men op deze wereld voelde, opgehouden. Want de lucht die de ziel van een mens in de andere wereld zal inademen, zal een heel andere zijn dan de lucht van deze materiële wereld hier. Waar geen dood meer bestaat, daar is in feite ook geen pijn, omdat lichamelijke pijn altijd alleen maar veroorzaakt wordt doordat de ziel zich gedeeltelijk van het lichaam losmaakt.
Daarmee wil Ik echter niet zeggen dat een ziel in haar zuivere toestand zonder gevoel en gemoedsbeweging is, want als zij die niet had zou ze immers dood zijn; maar ze zal in de wereld die in overeenstemming is met haar wezen, niets vinden dat haar benauwt, beknelt, beklemt en bedrukt en daardoor een pijnlijk gevoel veroorzaakt, en daarom zal ze ook nooit pijn waarnemen.
De belangrijkste oorzaak voor pijn, die altijd alleen maar door de ziel en nooit door het vlees gevoeld wordt, ligt dus in de druk die een te traag en derhalve ook te zwaar geworden lichaam op een levensgedeelte van de ziel uitoefent.
Daarom is iedere ziekte tijdelijk te genezen als men in staat is om de massa van het vlees te verlichten; maar voor het lichaam dat oud wordt bestaat er geen verlichting meer, ofschoon iemand die in goede orde leeft over het geheel genomen nog tot op zeer hoge leeftijd weinig over pijn te verhalen zal hebben. Diens lichaam zal tot aan het laatste uur nog heel flexibel en buigzaam blijven, en de ziel zal zich stukje bij beetje heel zacht van het vlees los kunnen maken volgens de eigenlijke, beste en ware orde. Zij zal weliswaar ook niet wensen om zich, zelfs op de hoogste leeftijd die op aarde mogelijk is, van het lichaam los te maken; maar wanneer de voor haar duidelijk te horen, hoogst gelukkig stemmende roep uit de hemel klinkt: Kom uit je kerker naar het volledig vrije, eeuwige, ware leven!, dan zal ze geen seconde aarzelen om haar bouwvallige, aardse huis te verlaten en zich naar buiten te begeven naar de lichte velden van het ware, eeuwige leven.

- 22 juli -

Verdere ontwikkeling

(GJE V 72, 11-14)
Ik zeg: De scholen van Egypte hebben opgehouden te bestaan en bestaan op die manier al heel lang niet meer; want ten tijde van Mozes begon het de verkeerde kant op te gaan. Toen is men al begonnen om alleen uiterlijk onderwijs te geven, en mensen als Plato en Socrates waren zo ongeveer de laatsten die nog een vaag begrip hadden van de innerlijke levensschool.
Maar Ik ben immers nu in het vlees van deze wereld gekomen om jullie mensen een nog beter levensvoorschrift te geven, waarmee ieder kan bereiken dat hij tot de hoogste levenswijsheid komt. En dit voorschrift luidt kort gezegd als volgt: Heb God boven alles lief, en heb je naaste lief zoals jezelf! Wie dit beoefent en volop in praktijk brengt is gelijk aan Mij en zal juist daardoor dan ook binnengeleid worden in alle wijsheid en haar kracht en macht!
Want in degene die vol liefde tot God is, is ook God met Zijn eindeloze en grenzeloze liefde en met het hoogste licht daarvan tegenwoordig. De ziel zwelgt dan met haar geest in het licht van Gods wijsheid, en dan kan het immers niet anders dan dat ook zij alles ziet en weet wat het licht van God ziet en weet. En omdat de eeuwige almacht en kracht van God nu juist in Zijn grenzeloze en eindeloze liefde ligt, hoeft de ziel in deze goddelijke liefde natuurlijk slechts te willen met de wil van de in haar heersende liefde van Gods geest, en wat de ziel wil dat moet gebeuren! Dat is zo duidelijk en waar als maar iets in deze wereld duidelijk en waar kan zijn!
Het is echter bij lange na niet voldoende om dit te weten en te geloven, hoe intensief dan ook, maar men moet het volop in praktijk brengen, ook in de moeilijkste levensomstandigheden, en men moet het te allen tijde oefenen; want alleen voortdurende intensieve oefening baart uiteindelijk pas kunst!

- 21 juli -

Uitleg van `sheoula

(GJE V. 72, 3-6)
Ik zeg: De oude Egyptische piramiden hadden de bestemming om de mensen te dienen als wijsheidsscholen, want 'pira mi dai' betekent immers `geef mij wijsheid'! En de inrichting van binnen was ook zo dat de mens hierin, helemaal van de buitenwereld afgesloten, zijn innerlijk moest beginnen te beschouwen en zijn innerlijk levenslicht moest vinden. Daarom was het in de lange inwendige gangen van zo'n piramide ook altijd pikdonker en oerduister, en het werd niet eerder licht, voordat de mens met zijn innerlijk levenslicht alles begon te verlichten.
Dit is voor jou wel een beetje vreemd om te horen, maar toch is het allemaal zo! Want als in het gemoed van een mens het innerlijk oog geopend wordt, bestaat er voor hem op aarde geen nacht en geen duisternis meer. Een als het ware tastbaar bewijs hiervoor leveren alle zeer sensitieve en in extase verkerende mensen. Deze zien met volkomen gesloten ogen heel veel meer dan duizend anderen met de allerbeste, gezondste en scherpste ogen; want zij kijken door de meest vaste en ondoorzichtige materie heen en kunnen gemakkelijk door de hele aarde heen kijken, en zelfs sterren zijn niet zover weg dat de in extase verkerende mensen ze niet geheel en al zouden kunnen doorzien.
Maar hoe mensen in de zalige toestand van extase kunnen komen - en dat tenslotte wanneer en hoe vaak ze maar willen -, dat werd hun nu juist in de piramiden geleerd en werd vooral zeer intensief beoefend.
Omdat de piramiden daarvoor dienden, gaf men ze ook de zeer juiste en veelzeggende naam `sheoula'. De oude Hebreeërs kortten het af tot 'sheol', de Grieken tot 'scholè', de Romeinen tot `schola en de Perzen en Indiërs tot 'schehol'.
En omdat de oude wijzen door hetgeen zij in geestvervoering zagen, heel goed wisten in wat voor betreurenswaardige toestand zeer materiële zielen die de wereld en zichzelf bovenmatig liefhebben, aan gene zijde na het afvallen van het lichaam geraken, noemden zij deze betreurenswaardige toestand ook `sheoula', hel!

- 20 juli -

Het lot van de materieel geworden ziel (2)

(GJE V 71, 10-11, 13-16)
Jij denkt natuurlijk dat bij God alles ook in een enkel ogenblik mogelijk moet zijn. Ik zeg je daarop, dat bij God inderdaad wel alle dingen mogelijk zijn. Als God marionetten en automaten wil hebben dan is één enkel ogenblik genoeg om de hele zichtbare ruimte daarmee te vullen!
Maar al deze wezens zullen geen eigen vrije wil hebben en geen eigen op zichzelf staand, zelfwerkzaam leven. Zij zullen zich alleen maar bewegen volgens Gods wil die door hen heen stroomt. Wat zij zien zal zijn wat God ziet, hun gedachten zullen de gedachten van God zijn. Zulke schepselen zullen zijn als de afzonderlijke ledematen van je lichaam, die zich zonder jouw bewustzijn en jouw wil absoluut niet zelf kunnen bewegen en actief kunnen zijn.
Kijk, schepselen met een vrij bewustzijn en een vrije wil, die voor zichzelf verantwoordelijk moeten zijn en zichzelf moeten vervolmaken, om daardoor dan ook voor eeuwig vrije en zelfstandige wezens te blijven, moeten door God ook zo geschapen zijn dat het hun mogelijk gemaakt wordt om zoiets te bereiken!
Door God mag hier alleen in zekere zin het zaadje geschapen worden, dat is toegerust met alle denkbare levenscapaciteiten, die als in een huls opgesloten zitten; de verdere, vrijere levensontwikkeling en de vorming daarvan moet aan het zaadje zelf overgelaten worden. Het moet ook het van buiten eromheen stromende leven uit God zelf naar zich toe gaan trekken en daaruit een eigen, op zichzelf staand leven vormen.
En kijk, zoiets gaat niet zo snel als jij denkt, omdat het embryonale leven als zodanig niet zo machtig en daadkrachtig kan zijn als het sinds eeuwigheden allervolmaaktste leven in God!
En omdat iedere ziel, ook al is deze nog zo verdorven, altijd dezelfde bestemming heeft, kan deze aan gene zijde met betrekking tot haar levensheil ook op geen andere manier geholpen worden dan waarop zij zich met de weinige, haar nog ter beschikking staande middelen zelf helpen kan en volgens Gods eeuwige orde ook zelf helpen moet.

- 19 juli -

Het lot van de materieel geworden ziel (1)

(GJE V 71, 5-9)
Omdat materie alleen maar een gericht is van het geestelijke, dat niet blijvend kan en mag zijn, maar slechts kan en mag duren zolang het geestelijke oer-element zich hierin verzamelt, zichzelf daarin leert kennen en dan na het verkrijgen van voldoende kracht de materie om zich heen oplost en deze in het overeenkomstige geestelijke verandert, daarom kan het niet anders dan dat een verwereldlijkte en materieel geworden ziel uiteindelijk het lot van de materie deelt.
Wordt de materie opgelost, dan gebeurt dat ook met de ziel. Deze wordt, in ieder geval voor het grootste deel, opgelost in substantiële, psycho-etherisch oerkracht-atomen, en daarbij blijft er voor de eigenlijke ziel na het afvallen van het vlees niets anders over dan het een of andere lichtloze en vaak bijna levenloze skelet-achtige grondtype van een dier, dat niet de minste gelijkenis heeft met het wezen van een mens.
Zo'n ziel bevindt zich dan in een toestand welke de oer-aartsvaders, die begaafd waren met het vermogen om geestelijk te zien, 'sheoula' (hel = dorst naar leven) noemden, wat een heel ware en juiste benaming was.
In die zin is ook de hele aarde en kortom alles wat je met je materiële zintuigen ook maar kunt waarnemen, een ware sheoula. Dit betekent voor de ziel, die een geest is of liever gezegd moet worden, de dood; want wie is opgehouden datgene te zijn wat hij was, is ook als datgene wat hij was, volledig dood.
Een ziel is dan na het afvallen van het vlees ook dood als zij om de zojuist genoemde redenen alles, wat haar van een menselijk wezen eigen was, bijna totaal heeft verloren, en er hoogstens een dier-skelet van haar overgebleven is. Er zullen weer voor jou ondenkbare tijden moeten verstrijken eer zo'n ziel, die geheel in de
materie is opgegaan, een mensachtig wezen wordt, en hoelang zal het duren tot uit zo'n ziel weer een volledig mens groeit!

- 16 juli -

Leven in oprechtheid

(GJE V. 66, 3-6)
Let nooit op het oordeel van de wereld; want de wereld is en blijft slecht en boosaardig; bedrog en hoogmoed zijn haar hoofdelementen!
Ik zeg jullie, dat jullie in Mijn naam bergen zullen kunnen verzetten en nog grootsere dingen kunnen doen dan Ikzelf nu doe; maar nooit mag de gedachte in jullie opkomen dat jullie iets gedaan zouden hebben vanuit jullie kracht en macht; want die bestaat niet op deze wereld! Alleen door de kracht van Gods geest zullen voor jullie alle dingen mogelijk zijn die voor de mensen van nut kunnen zijn!
Alle kracht zal een aan God toegewijd gemoed eigen zijn, en dat zolang iemand daarbij niet overdrijft. Aanvaardt iemand uit eigenbelang daarvoor echter eer en geld, dan zal hij ogenblikkelijk de eigenschap die Gods geest hem verleent, volledig verliezen!

- 15 juli -

Liefde leidt tot inzicht

(GJE V. 62, 4-7)
De Heer: Er is eigenlijk maar één enkel innerlijk zintuig en dat heet liefde, en die woont in het hart. Dit zintuig moet vooral gesterkt, ontwikkeld en gezuiverd worden en alles wat de mens doet, wat hij wil, wat hij denkt en waarover hij een oordeel vormt, moet door de levenswarme lichtvlam uit het vuur van de zuivere liefde verlicht en doorgelicht worden, opdat alle geesten ontwaken op de ochtend van de levensdag die in het hart van de mens aanbreekt.
Als alle levensgeesten in de gedachten, woorden, daden en werken wakker worden, zullen ze in beweging komen, en de mens die vol is van dit innerlijke, geestelijke licht, zal hen al snel zonder moeite gewaar worden, omdat ze zodra ze gewekt zijn zich in allerlei vormen beginnen te uiten. Deze vormen zijn niet toevallig en zonder
betekenis, maar ze komen allemaal overeen met een zichtbare geestelijke activiteit uit de sfeer van Gods orde.
Zoiets kan de mens met zijn verstand en zijn ijdele scherpzinnigheid nooit te zien krijgen, maar slechts met de van leven vlammende ogen van zijn geest, welke de liefde is.
Daarom kun je het volgende als een vaste norm aannemen en zeggen: Geen enkel op de buitenwereld gericht verstand kan ooit doorgronden en te zien krijgen wat er in de mens leeft; dat kan alleen de geest in de mens. En daarom kan ook niemand God kennen dan alleen de gewekte en volop actief geworden geest van God in het hart van de mens, die gelijk God Zelf zuivere liefde is en een eeuwige sabbat in het hart van de mens.

- 14 juli -

Inzichtelijk vermogen van de liefde

(GJE V 61, 2-5)
De Heer: Het innerlijk leven is liefde, dus een vuur met alle warmte. Als dit vuur gevoed wordt door de inwerking van iets wat zelf vuur in zich heeft, zoals het vuur van een haard gevoed wordt doordat men er goed brandhout aan toevoegt, dan zal het levendiger gaan branden, het wordt steeds warmer en levendiger en krijgt meer aandacht voor wat er brandt. De vlammen worden dichter, het vuur lichter, en de ziel zal spoedig veel licht krijgen over iets wat haar eerder geheel onbekend was. Daardoor wordt de liefde voor de zaak steeds groter en groter, en men houdt niet op tot men deze door en door kent en het helemaal duidelijk is wat men er aan heeft en wat er allemaal in opgesloten zit. Dat gebeurt echter alleen wanneer de liefde voor de zaak steeds groter en intensiever wordt.
Als het leven nergens door iets wordt aangespoord dan blijft het koud en bekommert het zich niet in het minst om iets ook al is het op zichzelf nog zo gedenkwaardig, zoals ook die vlam ook niet likt aan de stukken hout die er te ver van af liggen.
De mens moet dus door iets bewogen worden om er warme levendige gedachten over te krijgen. Door de koude waarheid kan het innerlijk leven nooit bewogen worden, omdat de innerlijke warmte ervan daardoor niet toeneemt, maar slechts minder wordt.
Jij hebt tot nu toe alles met je ijskoude verstand gezocht, en de hefboom voor je zoeken was je even koude scherpzinnigheid, die niets als waar aanvaardde wat niet met een zintuig was waar te nemen.

- 13 juli -

Levensdoel op aarde

(GJE V. 51, 2-4)
Rafaël: Bestaat er voor de mens dan geen hogere en verder reikende bestemming op deze wereld dan de best mogelijke verzorging van zijn lichaam en zijn persoonlijke eer op deze materiële aarde! Luister en voel!
Iedere mens heeft een onsterfelijke ziel en in de ziel een geest die nog onsterfelijker is. En opdat de ziel, als geest die zich uit de materie ontwikkelt, volledig één wordt met de oergeest van God, die `liefde' heet, moet al het streven van de ziel erop gericht zijn, dat zij zich ten eerste losmaakt van de materie en van alle eisen die deze stelt, en dat zij al haar inspanningen, al haar doen en laten enkel naar het zuiver geestelijke richt; ten tweede moet het voortdurend haar enige zorg zijn, dat zij één wordt met de in haar rustende geest van Gods zuivere liefde, omdat God Zelf van oorsprong in Zijn oerwezen de allerzuiverste Liefde is!
Maar hoe komt een mens dan te weten, dat zijn ziel één is geworden met de ware geest van God in haar? Dat komt zij heel eenvoudig uit zichzelf te weten! Als je in jezelf geen hoogmoed, geen onnodige eerzucht, geen zucht naar roem, geen afgunst, geen verlangen naar bezit, pracht en praal, maar daarentegen des te meer intense en ware liefde voelt voor je naaste en God, en het een ware diepe vreugde voor je hart is als je alles wat je bezit in geval van nood aan arme en gebrek lijdende broeders en zusters hebt gegeven, ja, als het je echt pijn doet in je hart wanneer je een arme niet kunt helpen, en als God alles voor je betekent en de hele aarde met al haar rijkdommen en schatten niets, dan is je ziel reeds geheel één met de geest van God in haar, dan heeft zij het volmaakte eeuwige leven bereikt, is ze wijs, en waar nodig in staat om wonderen te verrichten enkel en alleen door te willen!`

- 12 juli -

Toekomst van Rome

(GJE V. 9, 4-8)
Rome zal lange tijd de beste verblijfplaats van Mijn leer en Mijn bijzondere genade blijven, en deze grote keizerstad zal een leeftijd in de wereld bereiken die maar zeer weinig steden in Egypte zullen bereiken, maar niet zo ongeschonden als Rome. Vijanden van buitenaf zullen deze stad vrijwel nooit kwaad doen; als zij tot verval komt, zal zij dat slechts aan de tijd en haar weinige vijanden van binnenuit te danken hebben!
Maar verder zal jammer genoeg ook in deze machtige stad Mijn leer in een soort afgoderij veranderen; desalniettemin zal Mijn woord en nog altijd over het geheel genomen de beste levensmoraal daarin bewaard blijven.
Vooral in later tijden zal de geest van Mijn leer er in grote mate verdwijnen. De mensen zullen op de buitenste schors kauwen en die aanzien voor het geestelijke levensbrood; maar dan zal Ik haar wel door de juiste middelen geleidelijk aan weer op de rechte weg terugbrengen! En ook al zou zij nog zoveel hoererij en echtbreuk begaan hebben, dan zal Ik haar toch weer te juister tijd reinigen!
Overigens zal zij echter altijd een verkondigster van liefde, deemoed en geduld blijven, waarom men van haar in alle tijden veel door de vingers zal zien, en de groten der aarde zullen zich dikwijls om haar verenigen en uit haar mond de woorden van haar heil willen horen.
In het algemeen zal op deze aarde iets nooit lang helemaal zuiver blijven, dus ook Mijn woord niet; maar in Rome nog altijd het meest zuiver, vanwege het doel van het leven, en als vereerd overblijfsel uit de geschiedenis!

- 11 juli -

Kracht van de geest

(GJE IV. 263, 5-8)
De Heer: Heel anders staat het met de onbeperkte kracht van de geest, zodra deze eenmaal helemaal in de ziel is wedergeboren, of eigenlijk is ingeboren; want daardoor krijgt hij de volle gemeenschap met Mijn oneindige en eeuwige almacht, Mijn liefde en Mijn wijsheid, inzicht, kennis en Mijn wil! Zou hij echter wanneer hij dat alles volledig bezit, en daardoor pas waarachtig Mijn kind is, dan nog een wens kunnen koesteren om dingen te kunnen bewerkstelligen die eens de ouden slechts ten dele en dat slechts onvolkomen, hebben kunnen doen?!
Dat jullie dat weliswaar nu niet meer kunnen, daaraan heeft jullie wil geen schuld, maar de tijd en haar verkeerde zeden. Maar juist daarom ben Ik nu Zelf gekomen om jullie in plaats van dat kleine verloren paradijsje de hele hemel van de zuiverste en machtigste geest uit Mijzelf te geven, - en dan geloof Ik in jullie plaats, dat jullie daar wel volkomen tevreden mee kunnen zijn!
Natuurlijk kost het jullie om te bereiken dat jullie ziel geheel doordrongen is van de geest ook veel moeite en daadkracht; maar wanneer je daardoor met zekerheid verrijkt wordt met het allergrootste en allerhoogste levensgoed, dan kunnen jullie je wel wat laten welgevallen! Want alle wonderbaarlijke eigenschappen van een op zichzelf volmaakte mensenziel en alle schatten van deze aarde zijn immers nog niet de kleinste dauwdruppel vergeleken bij de grote wereldzee van datgene wat jullie door het juiste opvolgen van Mijn woord en wil veel zekerder wacht dan de eens komende stoffelijke dood van jullie lichaam, die jullie in feite echter even weinig zal storen als wanneer je een oud vermolmd huis verlaat dat ieder moment in elkaar kan storten, om daarvoor in de plaats voor altijd en eeuwig een nieuw huis te betrekken, - een huis waar de stormen van geen enkele tijd vat op kunnen krijgen!
Want waarlijk Ik zeg jullie: Alle door Mijn woord en het handelen daarnaar wedergeboren mensen zullen de lichamelijke dood niet voelen, noch hem, zoals de wereldse mensen en veel dieren, vrezen, maar zij zullen zelf geheel vrijwillig het lichaam verlaten, wanneer Ik hen voor hogere doeleinden nodig heb en uit deze wereld naar Mijn huis zal roepen!

- 10 juli -

De uitstralende levenssfeer van Mozes

(GJE IV 262, 1-3)
De Heer: De oude vrome patriarchen hadden een uitstralende levenssfeer die zo sterk was, dat zij 's nachts licht gaven, ook voor aardse ogen. Nadat Mozes op de Sinaï met God samenkwam, straalde zijn ziel door de gloed van zijn liefde tot God zo sterk, dat zijn gezicht overdag heerlijker en helderder straalde dan het licht van de zon op het midden van de dag, en Mozes zijn gezicht moest bedekken met een driedubbele doek, omdat de andere mensen anders niet naar hem konden kijken. Onder de mensen van deze aarde had Mozes' ziel toen de hoogste volmaaktheid bereikt, daarom moesten dan ook alle schepselen hem heel precies gehoorzamen. Hij stond op de hoogste intelligente manier in verbinding met alle geschapen wezens, vond daarom ook overal Mijn wil, toonde die aan de blinde mensen en gaf hun ook de juiste wegen aan waarop ieder mens, als hij maar vast wil, tot volmaaktheid van zijn ziel kan komen. (....)
Als Mozes naast zijn uiterst volmaakte ziel ook had kunnen bereiken dat de geest in hem geboren werd, wat hem ook dan pas ten deel zal vallen wanneer Ik zoals een Elia, maar zonder vurige wagen, zal zijn opgevaren, dan zou deze grootste van alle profeten van deze aarde alle sterren nieuwe banen hebben kunnen geven, en de grote zonnen zouden zich net als de golven van de Rode Zee, naar zijn wil hebben moeten voegen, zoals ook de harde granietrots precies op de plaats waar Mozes dat wilde, een rijke waterbron moest laten ontstaan, want hij beval de in de steen verbannen geesten en die begrepen Mozes' taal heel goed, en deden wat hij beval.
Dat de oude wijzen echter meestal niet alleen met de dieren, maar met alle planten en zelfs met stenen en metalen, met het water, met de lucht, met het vuur en met alle geesten der aarde contact hadden, daarvan getuigen vele plaatsen in de gehele Schrift.

- 9 juli -

Groei van de uitstralende levenssfeer

(GJE IV 261, 1-3)
De Heer: Als een ziel eenmaal helemaal rein is en zodoende ook helemaal gezond en krachtig, begint zij de overvloed van haar uitstralende levenssfeer in zekere zin buiten de grenzen van haar lichaam te verleggen, en dat des te verder naarmate het leven in haar zuiverder is geworden.
Vergelijk het met een dof gloeiende kool die een van jullie in een geheel duistere kamer voor zich neerlegt. De kool zal nu nauwelijks zoveel licht in haar allernaaste omgeving verspreiden, dat men kan zien waar hij ligt. Blaast men de haar verduisterende as, als een soort zielenstof, van haar oppervlak weg, dan zal haar licht rondom reeds zo sterk en zover doordringen, dat men haar naaste omgeving al heel goed zal kunnen zien. Als men steeds harder blaast, zal vanuit haar reeds lichtgloeiende oppervlak zich zoveel licht gaan verspreiden, dat men desnoods reeds in de hele kamer de voorwerpen die zich daar bevinden, goed duidelijk zal gaan zien. Komen er vervolgens witte vlammetjes op de gloeiende kool, dan zal het daardoor in de hele kamer goed licht worden, en men zal dan nu van alle voldoende verlichte zaken de kleuren ook zuiverder kunnen zien.
Met de zuivere ziel gebeurt hetzelfde. De gloeiende met as bedekte kool lijkt op een geheel met het vlees vergroeide ziel. Zij heeft al haar matte levensvuur nodig om de haar omringende duistere materie te vormen; daar is dus vorming van een uitstralende levenssfeer totaal onmogelijk! En zo'n zeer materiële ziel kan dus nooit iets bespeuren van een speciale en hogere eigenschap. In dat geval is er geen sprake van een heerschappij over alle schepselen, evenmin kan ze iets zien in de sferen van het levensgebied van de ziel en iets horen van een innerlijke geestelijke stem en nog veel minder iets verstaan van de dieren- of zelfs de plantentaal, allemaal zaken die aan de aartsvaders net zo bekend waren als aan jullie de allerbekendste uiterlijke vorm van een ding of van een of ander voorwerp.
Want waar zou een ziel haar geestelijk uitstralende sfeer vandaan moeten halen om iets helder te verlichten, als zij, die zelf licht zou moeten geven, niet voldoende lichtende levensether uitstraalt om van zichzelf te kunnen zien dat en hoe zij bestaat?

- 8 juli -

Doel van Gods menswording

(GJE IV. 255, 2-5)
Tijdens geen van de talloze voorscheppingen heb Ik Mij door de kracht van Mijn wil op de een of andere planeet als mens met het vlees omhuld, maar Ik trad alleen met haar menselijke schepselen in contact door middel van voor die schepping geschapen zuivere engelengeesten. Alleen de huidige scheppingsperiode heeft ten doel om Mij op een willekeurig, klein, aards hemellichaam, dat nu juist deze aarde is, voor alle voorafgaande alsook voor alle in de nooit eindigende eeuwigheid volgende scheppingen, in Mijn eeuwige oer-goddelijke wezen in het vlees en in de beperktste vorm te aanschouwen en door Mijzelf onderwezen te worden.
Ik wilde Mij voor alle toekomstige tijden en eeuwigheden niet alleen, zoals gewoonlijk, ware en werkelijk volledig op Mij lijkende kinderen scheppen, maar hen door Mijn Vaderlijke liefde echt uitverkiezen, opdat zij dan met Mij over de hele oneindigheid zouden heersen.
Om dat echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste centrum van Mijn goddelijk wezen in het vlees, om Mij aan jullie, Mijn kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door Mijn hoogst eigen mond en hart de ware goddelijke liefde, wijsheid en kracht te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van deze tegenwoordige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van de voorafgaande en alle nog komende.
En daarom heeft deze scheppingsperiode ten opzichte van alle andere het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen.

- 7 juli -

Bezetenheid

(GJE IV. 247, 2-4)
Ik zeg: Ja, Mijn vriend, niet jullie zielen, maar alleen jullie lichamen waren bedorven, omdat zich in jullie ingewanden een aantal boze geesten genesteld had! Die veroverden het lichamelijke organisme in zoverre dat zij daarin heer en meester waren zoveel zij maar wilden, en jullie zielen, die lang niet opgewassen waren tegen zoveel geesten, trokken zich gedurende die tijd terug en moesten de kwade geesten in jullie lichaam hun gang laten gaan.
Maar daardoor leden jullie zielen niet de minste schade, want zulke bezetenheid wordt ook alleen maar dáár toegelaten, waar een lichaam bewoond wordt door een ziel die reeds zo zuiver is, dat de slechte nog zeer onrijpe geesten van zielen uit het hiernamaals, deze ziel beslist niet kunnen schaden, wanneer zij nog eenmaal, in de mening er beter van te kunnen worden, gebruik maken van een lichaam.
De geringste uiting van Mijn macht is dan voldoende om duizendmaal duizend van zulke zielen uit het lichaam te verwijderen. Als de geesten eenmaal uit het lichaam zijn, zul je zeker een behoorlijke zwakte in je lichaam voelen, die aanhoudt tot de ziel zich weer meester heeft gemaakt van het hele lichamelijke organisme. Zodra dit heeft plaats gevonden, beheerst de oude helemaal gezonde ziel weer het lichaam. Hier werd dus alleen het lichaam en niet de ziel door Mijn almacht geholpen. Maar wanneer een ziel als zodanig door haar eigen wil verwoest is, kan Mijn almacht niet helpen, maar alleen liefde, onderricht en geduld, omdat iedere ziel zelf moet gaan bouwen en zich met het haar gegeven materiaal zelf moet vervolmaken.

- 6 juli -

Zelfstandig vrije mensenziel

(GJE IV. 246, 5-7)
De Heer: Ja, vriend, een zon, een aarde en alle dingen daarop te scheppen is eenvoudig! Daar is niet zo'n lange tijd voor nodig. Ook gerichte dieren- en plantenzielen scheppen is niet moeilijker. Maar een ziel maken die in alles volledig aan Mij gelijk is, is ook voor de almachtige Schepper een bijzonder moeilijke zaak, omdat almacht Mij daarbij niet kan helpen, maar alleen wijsheid en het grootste geduld en de grootste lankmoedigheid!
Want bij het scheppen van een ziel die volledig aan Mij gelijk is, dus een tweede godheid, mag Mijn almacht maar heel weinig doen, maar moet alles door de nieuw wordende God uit Mij gedaan en uitgevoerd worden. Van Mij krijgt hij alleen het geestelijke materiaal en naar behoefte ook het natuurlijke. En als dit niet zo was, en als het anders zou kunnen, zou Ik als de eeuwige Oergeest, Mijzelf tengevolge van Mijn liefde heus niet de moeilijke taak opgelegd hebben om Zelf in het vlees te verschijnen om de tot een bepaald punt ontwikkelde zielen niet door Mijn almacht, maar alleen door Mijn liefde verder te leiden, en hun een nieuwe leer en de nieuwe goddelijke geest uit Mij te geven, opdat zij nu, als zij het oprecht willen, met Mij in een zeer kort tijdsbestek volkomen één kunnen worden.
Ik zeg jullie: Voor Mijn eeuwige, voorbereidende werk begint nu pas de oogst en jullie zullen Mijn eerste, geheel volmaakte kinderen zijn, wat echter nog steeds van jullie en niet van Mijn wil afhankelijk is.

- 5 juli -

Zelfontplooiing van de mensenziel

(GJE IV. 245, 5-7)
Als de bij heeft wat zij zocht, heeft zij reeds alles; alle andere schatten van de hele oneindigheid zijn voor haar van nul en generlei waarde.
Maar bij een ziel die zichzelf vervolmaakt ligt dat heel anders! Om dat te kunnen realiseren moesten haar toch alle daarvoor nodige middelen volledig ter beschikking gesteld worden, waardoor zij, als zij deze wil gebruiken, noodzakelijkerwijs en onfeilbaar de volmaaktheid bereiken moet; maar de daarvoor vereiste middelen worden de ziel die tot het vrije kindschap van God geroepen is, toch beslist nooit opgedrongen, maar worden alleen klaargezet, zoals voor een wijze bouwmeester de materialen die voor de bouw van een huis nodig zijn. Vanaf dat punt gebruikt de bouwmeester ze naar eigen goeddunken en bouwt daarvan een huis volgens zijn idee en zijn smaak, en het gebouwde huis is dan volkomen zijn werk en niet het werk van degene die voor hem het materiaal heeft klaargezet. Ook al heb je het beste materiaal klaargezet om een goed woonhuis voor je te laten bouwen, maar je bouwt het zelf niet, maar stelt een bouwmeester aan die het gevraagde huis voor je bouwt, kun je dan toch zeggen: Kijk, dit mooie en prachtig ingerichte huis is mijn werk?! Beslist niet, want het huis blijft altijd het werk van degene die het naar eigen goeddunken en inzicht heeft gebouwd!
Omdat dus een tot het kindschap van God geroepen ziel slechts het materiaal voor de eigen bouw gegeven mag worden en daarnaast de leer hoe de bouw uitgevoerd moet worden, is hiermee beslist wel voldoende begrijpelijk uiteengezet dat, om het eigene van iedere ziel te bewaren, ook in het hiernamaals niet meer dan dat voor haar gedaan mag worden. Ook al is een ziel nog zo verdorven, dan mag zij toch niet door Mijn almacht aangepakt worden, maar wordt haar slechts zoveel materiaal aangereikt als zij kan verwerken; zij mag ook niet zwaarder belast worden dan haar krachten reiken.

- 4 juli -

Materialistische ziel in het hiernamaals

(GJE IV. 238, 1-4, 10)
De Heer: Een openbaring kan hier op deze aarde gemakkelijker gegeven worden aan een volk, dan in het hiernamaals aan een ziel, die geen enkel vonkje van iets wat enigszins lijkt op een goddelijke orde, mee naar het hiernamaals heeft gebracht.
Als zo'n ziel die geheel verstoffelijkt is geworden, door ontelbare noodsituaties en onmenselijke benarde toestanden in het hiernamaals eindelijk zover is gebracht dat zij bepaalde begrippen en ideeën gekregen heeft, en er door de grotere beweeglijkheid van haar gemoed een zwak licht in haar substantiële brein komt, waaruit zij zich tengevolge van haar uiterst behoeftige verbeelding en wil een hersenschimmige noodwoonwereld vormt, die natuurlijk nog lang niet duurzaam is omdat deze nog te ver afstaat van de enige waarheid en de goddelijke orde die daaruit voortvloeit, - dan schept dat pas de mogelijkheid dat zendelingen die helemaal in dezelfde omstandigheden lijken te verkeren als zij, haar bezoeken, om haar heel behoedzaam en zo ongemerkt mogelijk te voorzien van en te verrijken met verscheidene betere begrippen.
En dan zijn vaak honderd aardse jaren nog een te korte tijd om de op deze wereld zo totaal bedorven ziel in een heel povere hemelse orde te brengen.
Maar het is en blijft vrijwel onmogelijk om haar hoger te brengen dan de onderste, eerste en zuivere wijsheidshemel, want haar brein raakt de trieste, eerste merktekenen nooit kwijt, waaruit zich van tijd tot tijd nog steeds een soort aanspraak en bezinning op wraak ontwikkelt, hetgeen in het nu steeds beter verlichte brein ook weer een beeld achterlaat en maakt, dat het gemoed van de ziel inziet dat het weliswaar heel goed met haar gaat, maar dat deze goede gang van zaken lang geen compensatie is voor alles wat zij tot nu toe heeft doorstaan.
Iedere ziel moet zich ooit zelf tot ontwikkeling brengen: gemakkelijk hier op aarde, of zeer moeilijk in het hiernamaals; daarvoor zijn haar de middelen ingeplant. Verzuimt zij het hier, omdat zij zich teveel door de wereld en haar verlokkende schatten heeft laten verleiden, dan zal zij het in het hiernamaals moeten doen.

- 3 juli -

De materialistische mens

(GJE IV. 236, 4-6)
De Heer: Ja, de wereldse mensen verstaan de kunst heel goed om de materiële bodem van de aarde net als varkens en woelmuizen om te woelen en met allerlei vruchten te verbouwen. Zij behalen aanzienlijke oogsten, vullen hun schuren en korenbakken tot bovenaan toe en worden vervolgens trots en hoogmoedig en daarom des te harder en gevoellozer tegenover de arme mensheid, die door de te grote hebzucht van de wereldse rijken, en daardoor machtigen, geen spanne breeds grond in eigendom kregen om zelf in hun onderhoud te voorzien.
Dus die kunst verstaan de wereldse mensen voortreffelijk; maar de aarde van de geest, van het eeuwige leven, laten zij voortdurend braak liggen en daar bekommeren zij zich weinig om. Of daarop dorens en distels groeien, bekommert ze weinig of niets, en het wordt daardoor begrijpelijk, hoe en waarom de mensen van deze aarde, in plaats van beter, steeds slechteren ellendiger worden. Als zij maar schitterende paleizen voor zichzelf kunnen bouwen, op zachte bedden kunnen liggen, en hun buik met de heerlijkste lekkernijen kunnen vullen en hun huid kunnen bekleden met zachte, koninklijke kleren, dan hebben zij genoeg en zijn zij tevreden; want dan hebben zij dat, wat hun zelfzuchtige, lichamelijke leven ook maar verlangen kan tijdens de korte tijd van hun aardse bestaan.
Maar als dan de kwalijk hinkende bode komt, de kwaadaardige ziekte met achter haar aan de dood, dan valt hun ziel, die helemaal weggekwijnd is, ten prooi aan steeds grotere angsten, vervolgens aan volledige vertwijfeling en onmacht, en tenslotte aan de dood, en lachende erfgenamen verdelen dan de nagelaten grote schatten en overvloed van de gestorven wereldse dwaas. En wat heeft deze dan in het hiernamaals? Niets dan in alle opzichten de grootste armoede, de grootste nood en de grootste voor deze wereld onbeschrijfelijke ellende, en niet zomaar voor een kort poosje, maar voor naar jullie begrippen ondenkbaar lange tijden, die jullie heel zeker met het begrip `eeuwig' zouden kunnen aanduiden, hetgeen echter ook heel natuurlijk is; want waar moet een ziel die nooit voor iets anders gezorgd en gewerkt heeft dan alleen voor haar lichaam, de middelen vandaan halen om zich te vervolmaken in een wereld die uit niets anders kan en mag bestaan dan alleen uit datgene wat een ziel in zich heeft en vervolgens door de geestelijke ether van haar uitstralende levenslicht omvormt in een woonwereld die haar omgeeft.

- 2 juli -

Gemeenschap volgens Gods orde

(GJE IV. 231, 2-6)
Bij een volk waar ontucht en hoererij hoogtij vieren, bezitten de mensen totaal geen uitstralende levenssfeer; zij zijn traag, laf en gevoelloos en niets bezorgt hun nog een verheffend en gelukkig stemmend genoegen, en een mooie vorm of gestalte doet hun niets. Zij leven alleen voor het stomme, dierlijke genot waar hun lichaam hen toe drijft; voor al het andere hebben ze of heel weinig of helemaal geen gevoel.
Zorg er daarom vóór alles voor dat deze zonde nergens om zich heen grijpt, en echtparen moeten alleen maar dát doen wat beslist noodzakelijk is voor de verwekking van een mens! Wie zijn vrouw lastig valt tijdens haar zwangerschap, bederft de vrucht reeds in het moederlichaam en plant daarin de geest van ontucht; want de geest die de echtelieden dwingt en prikkelt om meer dan volgens de natuur noodzakelijk is gemeenschap te hebben, diezelfde geest gaat dan versterkt over in de vrucht.
Daarom moet er ook bij de verwekking goed en zeer gewetensvol op gelet worden, dat de gemeenschap ten eerste niet uit lage wellust plaatsvindt, maar uit ware liefde en geestelijke toeneiging, - en ten tweede dat de vrouw, zodra zij in verwachting is, nog ruim zeven weken na de geboorte van haar vrucht met rust wordt gelaten.
Kinderen die zó volgens de regels verwekt worden en in het moederlichaam ongestoord tot volle rijpheid zijn gekomen, zullen ten eerste al met een volmaaktere ziel op de wereld komen, omdat de ziel in een volmaakt gerijpt organisme beslist eerder en gemakkelijker voor haar geestelijk centrum kan zorgen dan bij een dat helemaal bedorven is, waaraan zij steeds maar moet verbeteren en herstellen, en ten tweede is zij zelf zuiverder en lichter, omdat zij niet verontreinigd is door de wulpse, ontuchtige geesten, die vaak dagelijks door de wellustige na-bevruchtingen in het vlees en ook in de ziel van het embryo mee verwekt worden.

- 1 juli -

Gevolgen van onkuisheid

(GJE IV. 230, 1-6)
De Heer: De ingetogenheid van lichaam en van leven en ware maagdelijke kuisheid is van het grootste levensbelang, want als de mensen deze zonde zouden mijden en alleen maar geslachtelijke gemeenschap zouden hebben wanneer dat nodig is voor het verwekken van een vrucht in het lichaam van een deugdzame vrouw, dan zeg Ik jullie: Er zou er niet één onder jullie zijn, die niet op zijn minst helderziend zou zijn! Maar nu, bij jullie huidige zeden, verkwist zowel de man als de vrouw de beste krachten door vaak dagelijks de alleredelste en de meest aan de ziel verwante levenssappen te verspillen, waardoor zij nooit een voorraad hebben, waaruit tenslotte een steeds intensiever licht in hun ziel zou kunnen ontstaan!
Daarom worden zij echter geleidelijk aan steeds trager en op poliepen lijkende, genotzuchtige wezens. Zelden zijn zij in staat tot een heldere gedachte en zij zijn vreesachtig, laf, zeer materieel, humeurig, wispelturig, jaloers en afgunstig. Zij kunnen moeilijk of helemaal nooit iets geestelijks begrijpen, want hun fantasie zwerft steeds binnen de aantrekkingskracht van het stinkende vlees rond en wil zich nooit verheffen tot iets hogers en geestelijkers. En ook al zijn daar zo nu en dan ook mensen onder die tenminste op momenten dat zij geen begeerte naar het vlees hebben, een vluchtige blik naar boven richten, dan komen er toch meteen, als zwarte wolken aan de hemel, zinnelijke gedachten en deze bedekken het hogere zodanig, dat de ziel het volkomen vergeet en zich meteen weer in de stinkende poel van de lichamelijke lust stort.
Bij zulke mensen baten de goede voornemens, die zij niet zelden hebben, weinig of niets. Zij lijken meestal op varkens, die zich met steeds vernieuwde begeerte in de afschuwelijkste modderpoelen storten en daarin met het hele lichaam rondwoelen, en op honden, die naar wat zij uitgespuwd hebben, terugkeren en het begerig weer opvreten.
Laat het jullie daarom naar waarheid gezegd zijn, dat hoerenlopers en hoeren, echtbrekers en echtbreeksters, en ontuchtigen van allerlei soort en van ieder geslacht, moeilijk of ook helemaal nooit de toegang tot Mijn Godsrijk zullen vinden!