- 18 november -

Noodzaak van absolute vrijheid

(GJE VI. 225, 7-8)
De mensen van deze aarde zijn voorbestemd om vrije en volledig zelfstandige kinderen van God te worden, en dus moeten zij ook zo geleid worden dat daarbij hun noodzakelijke vrije wil niet de geringste dwang ondergaat van de kant van een sterkere geest, maar alleen door openbaring en lering en door uiterlijke wetten zodanig geleid wordt dat zij uit zichzelf het ware en goede dat haar geleerd wordt met haar vrije wil aanpakt en uit eigen beweging gaat doen.
Kijk, het rekening houden met de vrije wil van de mens van deze aarde gaat bij God zelfs zover dat Hij niet eens altijd toeziet op wat een of ook meerdere mensen denken, willen en doen. Alleen wanneer zij te ver van God zijn afgeweken, kijkt God naar hen om en verwekt weer zieners, leraren en profeten, om de mensen weer de wil van God en zijn plannen met hen opnieuw mee te delen. Houden de mensen daar rekening mee, dan gaat het al weer helemaal goed; houden zij zich er echter niet aan, en bespotten en vervolgen zij de door God voor hen opgewekte zieners, leraren en profeten, dan wordt God gedwongen een uiterlijk strafgericht over de mensen en vaak over een heel volk te laten komen. Maar zelfs zo'n gericht gaat nooit direct van de almachtige wil van God uit, maar komt altijd door de blinde en boosaardige verkeerdheid van de mensen.