- 7 december -

Disharmonie in de mens (1)

(GJE VII. 20,1-6)
Rafaël: Er zijn maar weinig mensen die alle zeven geesten in zichzelf tot volledige en gelijke werkzaamheid brengen en daardoor waarachtig aan God en aan ons engelen gelijk worden. Maar, zoals gezegd, hebben zeer velen zich daarvan afgekeerd en bekommeren zich er weinig om en zien zodoende het ware geheim van het leven in zichzelf helemaal niet. Zulke blinde en halfdode mensen kunnen dan niet waarnemen wat aan het doel van hun leven ten grondslag ligt, omdat zij zich slechts door de ene of door de andere van de zeven geesten laten leiden en beheersen.
Zo leeft de één puur vanuit de geest van de liefde en schenkt helemaal geen aandacht aan de andere geesten. Wat is zo'n mens dan anders dan een vraatzuchtig roofdier dat nooit genoeg heeft? Zulke mensen zitten altijd vol eigenliefde, vol afgunst en gierigheid en zijn hardvochtig tegenover al hun medemensen.
Anderen hebben een verlichte liefde en zijn daarom ook echt wijs en kunnen hun medemensen heel goede lessen geven, maar hun wil is zwak en zij kunnen daarom niets volledig ten uitvoer brengen.
Weer anderen zijn er, bij wie de geesten van liefde, van het licht en van de wil heel actief zijn, maar waar het met de geest van de orde en van de ware ernst heel slecht gesteld is. Dit soort mensen zal ook echt verstandig en vaak zelfs echt wijs spreken en ook hier en daar iets ten uitvoer brengen, maar de mens die werkelijk geheel wijs is vanuit alle zeven geesten, zal maar al te gauw uit hun woorden, spreken en handelen opmaken, dat daar geen orde en geen samenhang heerst.
En dan zijn er nog mensen die liefde, licht, wil en orde bezitten, maar de geest van de ernst missen. Daarom zijn zij angstig en vreesachtig en kunnen hun werken maar zelden volledig tot hun recht laten komen.
Weer anderen zijn daarbij ook vol ernst en moed, maar hebben niet voldoende geduld. Zulke mensen overhaasten zich gewoonlijk, en bederven met hun ongeduldig enthousiasme vaak meer dan zij goed doen. Ja, vriend, zonder het juiste geduld komt er niets tot stand, want wie niet het juiste geduld heeft, spreekt over zichzelf een zeker doodvonnis uit! Want de mens moet wachten tot de druif volledig rijp wordt, wil hij een goede oogst binnenhalen. Doet hij dat niet, wel, dan heeft hij het uiteindelijk aan zichzelf te wijten als hij in plaats van een edele wijn slechts een ondrinkbare zure wijn heeft geoogst.