- 23 december -

Fasen van zaligheid van voleindigde zielen

(GJE VII. 67,1-4)
De Heer: Dat alles staat zo'n voleindigde ziel dus zeker en zelfs noodzakelijk te wachten, en toch is deze eigenschap van de ziel die zijn leven voleindigd heeft, te beschouwen als een laagste graad van de eigenlijke grote zaligheid, omdat dat een voleindigde ziel op den duur net zo tegen zou gaan staan als het jou hier zou gaan tegenstaan wanneer je dit landschap, al is het nog zo mooi, honderd jaar achter elkaar zou moeten bekijken en bewonderen.
De hogere zaligheid van een ziel is toch duidelijk alleen maar gelegen in het feit, dat de volmaakte ziel ook met de waarachtig goddelijke scheppingskracht is toegerust, en vanuit een wijsheid die aan Gods wijsheid gelijk is, alles tot stand kan brengen wat God Zelf op precies dezelfde wijze bewerkstelligt en voortbrengt.
Een nog hogere en eigenlijk al haast allerhoogste zaligheid van een volmaakte ziel is, dat zij God, de enige Heer en Schepper der oneindigheid, als haar grootste levensvriend steeds maar bij zich kan hebben, en Hem mateloos en grenzeloos kan liefhebben, en met Hem in een enkel ogenblik de hele geestelijke en materiële scheppingen kan overzien.
Maar het toppunt van zaligheid van een volmaakte ziel is dat zij zich, geheel met God door de liefde één geworden, ook in de volledige goddelijke vrijheid bevindt.