- 5 december -

De zeven oer-eigenschappen van God

(GJE VII. 18, 3-8, 10, 15)
Het mystieke getal zeven slaat op het volkomen oorspronkelijk goddelijke en het aan God gelijke in elke van Hem uitgaande gedachte en in ieder idee die door Hem is gevormd en als het ware uit Hem naar buiten is geplaatst.
Het eerste in God is de liefde. Die is in alle geschapen dingen te vinden, want zonder liefde kan niets bestaan.
Het tweede is de wijsheid, het uit de liefde voortkomende licht. Ook deze kun je in elk wezen aan zijn vorm waarnemen, want hoe ontvankelijker een wezen is voor licht, des te meer ontwikkeld, verfijnd en mooier zal ook zijn vorm zijn.
Het derde, dat uit de liefde en de wijsheid voortkomt, is de werkzame wil van God. Daardoor worden de gedachte wezens pas werkelijkheid, zodat zij dan werkelijk bestaan en aanwezig zijn, anders zouden alle gedachten en ideeën van God hetzelfde zijn als jouw nietszeggende gedachten en ideeën, die nooit realiteit worden.
Het vierde dat weer uit deze drie ontstaat, is en heet de orde. Zonder deze orde zou een wezen nooit een blijvende en vaste vorm en dus ook nooit een bepaald doel hebben. Want als je een os voor de ploeg spant en zijn vorm en gedaante zou veranderen, bijvoorbeeld in een vis of in een vogel, zou je daar dan wel ooit een doel mee kunnen bereiken? Of als je een vrucht zou willen eten, die voor je mond in een steen zou veranderen, wat zou je dan aan die vrucht hebben? Kijk, dat alles en ontelbaar veel meer wordt verhoed door de goddelijke orde als vierde geest van God.
De vijfde geest van God heet de goddelijke ernst, zonder welke geen enkel ding een bestaansmogelijkheid zou hebben, omdat hij overeenkomt met de eeuwige waarheid in God en die geeft aan alle wezens pas de ware duurzaamheid, de voortplanting, het gedijen en de uiteindelijke vervolmaking. Zonder die geest in God zou het er voor alle wezens erg slecht uitzien. Zij zouden zijn als de bouwsels van een fata morgana, die wel iets lijken te zijn zolang men het ziet.
Waar de hoogste liefde, de hoogste wijsheid, de almachtige wil, de volkomen orde en de onveranderlijk standvastige ernst aanwezig zijn, moet toch duidelijk ook het grootste en eeuwig nooit bereikbare geduld aanwezig zijn, want zonder het geduld zou alles in een stroomversnelling geraken en tenslotte in een onontwarbare chaos eindigen. Wanneer een bouwmeester een huis bouwt, mag hij toch naast de andere eigenschappen die daarvoor nodig zijn ook het geduld niet vergeten, want als hij dat niet heeft, dan zal hij zijn huis nooit kunnen voltooien.
Het geduld is de moeder van de goddelijke barmhartigheid en daarom is de zevende geest in God dan ook de barmhartigheid, die we ook zachtmoedigheid willen noemen. Die brengt alles in orde. Zij ordent alle eerdere geesten en zorgt voor de tijdige rijpheid zowel van een wereld als van alle schepselen daarop. Voor alles heeft zij een bepaalde tijd gesteld en de rijp geworden geesten kunnen zodoende vlug en gemakkelijk hun volledige verlossing verwachten en hun eeuwige vrijheid en volledige levenszelfstandigheid aanvaarden.