- 2 december -

Beter te geven dan te ontvangen

(GJE VII. 1, 14-17)
Wie aan iemand die dorst heeft, uit ware naastenliefde uit zijn bron ook maar een slok fris water geeft, zal daarvoor aan gene zijde worden beloond. Want wie hier zijn naaste liefde bewijst, zal ook daarginds liefde vinden. Het komt er hier werkelijk niet op aan hoeveel iemand geeft, maar hoofdzakelijk hoe iemand zijn arme naaste iets geeft. Iemand die uit ware liefde vriendelijk geeft, geeft dubbel en zo zal ook aan gene zijde zijn beloning zijn.
Als je veel hebt, kun je zoals gezegd ook veel geven. Heb je het met vreugde en veel vriendelijkheid gegeven, dan heb je de arme dubbel gegeven. Als je zelf echter niet veel hebt, maar toch je nog armere naaste ook van dat weinige met vreugde en vriendelijk een deel hebt gegeven, dan heb je tienvoudig gegeven, en dat zal je ook aan gene zijde vergoed worden. Want wat je in Mijn naam doet voor de armen, is even goed als wanneer je het voor Mijzelf had gedaan.
Als je echter bij iedere gift en edele daad wilt weten of en hoe Ikzelf daaraan een welgevallen heb, kijk dan slechts naar het gezicht van degene die je in Mijn naam, zoals Ik dat nu heb uitgelegd, iets goeds hebt bewezen, want daaraan zul je de ware graad van Mijn waardering helder en duidelijk zien.
Alleen wat de ware liefde doet, is voor God welgedaan; wat enkel volgens de maat van het verstand wordt gedaan, heeft weinig waarde voor de ontvanger en nog minder voor de gever. Ik zeg jullie: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.