- 13 december -

Levensverbetering is altijd mogelijk

(GJE VII 52, 9-11)
Ik zei: Maar toch kan zo'n mens zijn leven nog beteren en wel door de zeer kwalijke toestand waarin hij zichzelf door zijn verkeerde liefde gebracht heeft. Want de ziel van de mens begint pas over de oorzaak van haar beroerde en ongelukzalige toestand na te denken, als zij zich reeds door eigen toedoen in het harde gericht bevindt; en als de ziel eenmaal de oorzaak daarvan begint in te zien, zal zij ook gauw de wens in zich voelen opkomen, bevrijd te worden uit haar slechte toestand, en dan zal zij naar middelen gaan zoeken om zich uit dat harde gericht te bevrijden.
En als de ziel eenmaal die wens en wil in zich heeft, dan is zij ook in staat een licht in zich op te nemen dat haar van boven af door allerlei adequate middelen wordt aangereikt.
Grijpt de ziel de haar geboden middelen aan, dan begint haar vroegere slechte liefde zich uit en in zichzelf in een goede en betere liefde te veranderen. Het wordt lichter en lichter in haar, en zij gaat trapsgewijs tot een hogere levensvervolmaking over, en dat is slechts mogelijk door een heel streng gericht toe te laten. En bijgevolg zal er dus ook over de joden, wanneer de maat van hun gruweldaden vol is, een zeer streng gericht toegelaten worden, zowel hier als aan gene zijde, en dat zal hen voor alle tijden der tijden zeer verdeemoedigen, omdat zij nooit de heerschappij over een volk zullen verwerven.