26 januari

Lichaam, ziel, geest

(GJE 1. 214, 10-11)
In de talloze andere werelden word je in- en uitwendig gevormd tot datgene wat je moet zijn; maar op aarde laat God de uiterlijke vormgeving over aan de ziel, die haar lichaam zelf vormt volgens de ordening waarin zij geschapen is; maar iedere geest die in de ziel geplaatst is, moet eerst de ziel vormen door het opvolgen van de hem van buitenaf gegeven wetten.
Als de ziel daardoor de juiste rijpheid en vorming heeft bereikt, dan gaat de geest volledig in de ziel over en dan is de gehele mens daardoor voltooid, een nieuw schepsel, in de grond der zaak weliswaar altijd uit God, omdat de geest in de mens eigenlijk niets anders is dan een God in het zeer klein, omdat deze volledig uit het hart van God komt. Maar de mens bereikt dit niet door de daad van God, maar door zijn eigen persoonlijk handelen, en is juist daardoor een waarachtig kind van God.
En Ik zeg je nog een keer heel kort: Op alle andere hemellichamen moeten de mensen zich niet zelf vormen, maar worden ze door God, of wat hetzelfde is, door Zijn kinderen gevormd. Hier op deze aarde moeten de mensen zich echter geheel zelf vormen volgens de geopenbaarde ordening, anders kunnen ze onmogelijk kinderen van God worden.
En zo is een voltooid mens op deze aarde als een kind van God in alles aan God gelijk; maar een niet voltooide mens staat daarentegen veel lager dan het rijk der dieren.