25 januari

Liefde tot God

(GJE 1. 210, 12-16)
Ik zeg: De goden die jullie, Grieken, vereren, zijn niets dan ijdele voortbrengsels, door mensenhanden uit materie gemaakt; en jullie kunnen hen duizenden jaren lang vragen, aanbidden, vereren en meer dan je eigen leven liefhebben, maar ze zullen jullie toch nooit verhoren en iets goeds voor je doen om de heel eenvoudige reden, dat ze in de levende werkelijkheid niets zijn en niet bestaan.
Maar de God der joden, die de meesten nu ook niet meer in volle waarheid willen erkennen en die zij in plaats van in de geest en de waarheid van het hart, hetgeen in diepste wezen de ware liefde is, alleen maar door een zeer besmeurde en dode ceremonie aanbidden en vereren, is echter toch de enig ware, eeuwige God, die eens de hemel en de aarde met alles wat daar op, in en onder haar is, leeft en beweegt, uit Zichzelf geschapen heeft!
Ik ben Zijn eeuwige Gezondene en kwam nu naar jullie om aan jullie en je kinderen dit evangelie te verkondigen. Daarom moeten jullie deze God boven alles liefhebben en Zijn geboden opvolgen die heel in het kort hierin bestaan, dat je, zoals Ik daarnet zei, Hem boven alles lief moet hebben en jullie naasten als jezelf.
Daarbij moet je ook geloven, dat juist deze God, die Mijn Vader en sinds eeuwigheid Mijn liefde is, Mij naar deze wereld heeft gezonden, opdat iedereen die in Mij gelooft het eeuwig leven in zich zal hebben en zo een kind wordt van de Allerhoogste.