21 januari

Boodschap uitdragen

(GJE I. 202, 5-9)
Als jullie de mensen in Mijn naam leren, doe dat dan altijd zoals Ik het doe, eerst met goede daden en dan pas met bescheiden, eenvoudige en ware woorden en jullie zullen daardoor snel veel waarachtige leerlingen kunnen tellen.
Maar als jullie jezelf tot bijna boven de sterren uit in louter ondoorgrondelijke geheimen hult en de mensen ervan wilt overtuigen, dat je door God uitverkoren bent om ze te veroordelen, te zegenen of te vervloeken (....) dan moet het je toch wel duidelijk zijn, dat die handelwijze zeker niet Mijn wil is die jullie geopenbaard werd, maar dat jullie voor jezelf een nieuwe orde geschapen hebben en van daaruit een nieuwe ommuurde kerk in de plaats van de oud mozaïsche hebt willen opbouwen, waarvoor jullie lammeren hun knie al op een afstand zouden hebben moeten buigen!
Kijk, zo ging het met de mozaïsche kerk en zij bracht, toen er een muur omheen gebouwd werd, geen of slechts weinig en dan nog zeer verkommerde vruchten voort.
Ik geef jullie nu een volkomen vrije kerk, waarbij geen omheining nodig is dan voor ieder mens zelf het heel persoonlijke hart, waarin de geest en de waarheid woont, en alleen daar wil God door de echte vereerders erkend en aanbeden worden.
Omdat Ik jullie het eerst deelgenoot maakte van Mijn geest, moeten jullie niet denken dat je een haar beter bent dan welk ander mens ook, en die gave mag geen reden zijn voor een speciale functie (....), maar jullie hebben slechts één Heer; jullie zijn als broeders en zusters allen gelijk en er mag onder jullie nooit een onderscheid zijn.