- 3 maart -

De volle waarheid

(GJE II. 199, 4-5)
Wat kan nu anders de volle waarheid zijn dan God zelf, die, altijd alle volmaaktheid in Zich bevattend, in de geest steeds één en dezelfde is en dus voor eeuwig in en door Zichzelf onveranderlijk is, omdat in Hem, als de eindeloze volmaaktheid Zelf, geen verdere veranderlijkheid denkbaar is. God is de enige en eeuwige oergrond van al het zijn. Alles wat er is, bestaat uit niets anders dan zijn vastgelegde ideeën; hun bestaan is daarom ook een bestaan in God en hun leven is Gods leven.
In God is derhalve alles de volle eeuwige waarheid, terwijl buiten God niets kan bestaan, alleen in ons mensen slechts voor zover wij door de zuivere liefde tot Hem, één zijn met Zijn heilige geest. De zuivere liefde tot God verbindt ons met God en maakt dat wij één met Hem worden. Als we dat zijn, wordt alles puur licht, waarheen wij ons ook wenden. Dit oerlicht in de hoogste geestelijke zuiverheid is dan de eeuwige onveranderlijke waarheid.