- 12 maart -

Litteken van Adam

(GJE II. 226, 1-3, 6, 10)
Iedere wereldse zorg is een materiële band waardoor een ziel zich vanuit het litteken van Adam (= erfzonde) verbindt met de materie. Hoe meer de ziel zich verbindt met de materie van haar vlees, des te meer zal de vorming van de eigen geest van God in haar verkommeren. En hoe meer de ziel zich door haar zorgen verbindt met het lichaam, des te meer verliest zij het besef en de kennis van het eeuwige onvergankelijke leven in haar. Hoe meer zij deze band echter loslaat, des te vrijer wordt zij weer in alles. En hoe meer zij zich dan verbindt met de goddelijke geest in haar, des te levendiger en helderder zal haar bewustzijn en de kennis van het eeuwige leven in de ziel worden.
Wie dus nog een grote vrees heeft voor de lichamelijke dood, heeft een ziel die sterk verbonden is met het vlees en uiterst zwak verbonden is met de geest. Een grote liefde voor het leven op deze wereld is een zeker teken, dat de ziel zich nog weinig bekommerd heeft om het eeuwige leven van haar geest in haar, en dat is de schuld van het oude litteken dat Adam zichzelf en daardoor alle in zijn vlees verwekte zielen heeft toegebracht.
Maar toch kan iedere ziel, als zij dat werkelijk wil, ook volledig genezen van dat kwade litteken. (....) Als het leven van de ziel eenmaal met haar geest verbonden is, zal haar lichaam ook langzaam maar zeker een meer geestelijke richting inslaan en daardoor ongevoeliger worden voor de indrukken van de uiterlijke materiële wereld.
Maar zoals gezegd, om dat te bereiken moet de mens eerst de oude Adamitische zonde kwijtraken en dat gaat op geen andere manier dan op die, welke Ik jullie zo even getoond heb: de wereldse zorgen moeten door de ziel uit zichzelf overboord gezet worden, een ander middel is er niet! Als die afgedankt worden, komt bij de mens alles weer in de oude goddelijke orde terug, en de mens is dan weer helemaal mens volgens de orde van God. Wel, dat is het wat men met recht `erfzonde' noemt.