- 9 oktober -

Levensleer van de Heer

(GJE VI. 95, 5-8)
De Heer: Vóór alles moeten jullie doen wat Mijn leer vereist, want daardoor kunnen jullie pas tot vervolmaking van jullie leven komen en daarin dan ook dát doen wat Ik nu doe, en als jullie helemaal volmaakt worden, ook nog grotere dingen.
Want de ware, grote, enige God heeft de mens niet geschapen om, net als de dieren, alleen maar bezig te zijn voor de bevrediging van zijn natuurlijke behoeften. En wie geestelijk actief wordt en zijn geestelijke krachten oefent door kennis, geloof en daden, zal geestelijk ook sterk en machtig worden.
Wie vooral de krachten van de geest oefent, bouwt in zichzelf het rijk van God, en dat is in de mens dan het ware, eeuwige leven, verwant aan God de Schepper, en Hem in al zijn hoedanigheden gelijk.
Als de mens echter die zaligste levenstoestand in zichzelf bereikt heeft en zijn wil volledig verenigd heeft met de erkende wil van God, dan kan hij ook alles doen wat God doet, en op die wijze is hij in zichzelf een levensvorst en een machtig gebieder over alle krachten der natuur. Dat jullie dat nu nog niet helemaal begrijpen, zie Ik; als Mijn leerlingen jullie echter verder zullen inwijden, zullen jullie ook dat wat Ik jullie nu gezegd heb, beter begrijpen dan nu.