- 30 oktober -

Doel van ziekte en lijden

(GJE VI. 162, 11)
Ik zei: Wat zou een mens eraan hebben als hij met dit aardse leven de hele wereld zou winnen, maar schade zou lijden aan zijn ziel? Wat kan zo'n mens dan geven om zijn ziel te verlossen? Daarom moet een mens dit lichamelijke leven alleen maar gebruiken om daardoor het eeuwige leven van de ziel te winnen. Als een mens zijn lichamelijke leven niet in de eerste plaats daarvoor gebruikt, is het zijn eigen schuld dat hij het leven van zijn ziel verspeelt, of het minstens zodanig verzwakt dat de ziel later aan gene zijde vaak een zeer lange tijd nodig heeft om zover tot zichzelf in te keren, dat zij in een wat lichter en beter geestesleven kan overgaan. Want zolang een ziel nog met enige liefde aan haar lichamelijke leven en de voordelen daarvan hangt, kan zij in haar geest niet volledig wedergeboren worden; een ziel die echter niet volledig in haar geest wedergeboren is, kan ook al die tijd niet in het ware rijk van God binnengaan, omdat daarin geen atoom van iets materieels kan bestaan.