11 april

Zoeken naar God

(GJE 111, 110, 11, 13-19)
God is Zelf de reinste en eindeloos machtigste liefde en kan daarom slechts door de liefde worden gevonden!
Maar die Mij met hun hoogmoedig verstand zullen zoeken, zullen Mij in eeuwigheid niet vinden!
Want die Mij met het verstand zoeken, lijken op een mens die een huis kocht, waarvan hij hoorde dat er een grote schat onder verborgen lag. Toen het huis van hem was, begon hij daaronder nu eens hier, dan weer daar te graven, maar hij spande zich niet echt in, groef slechts oppervlakkig en vond daarom de schat, die diep verborgen lag, niet. Toen dacht hij: Aha, ik weet wat ik ga doen, ik ga buiten om het huis heen graven en op die wijze zal ik zeker sneller op het spoor komen van de begraven schat.
Dus begon hij buiten het huis te graven en vond de schat natuurlijk niet, omdat die midden onder het laagste deel van zijn huis lag, en hoe verder van het huis hij nieuwe gaten groef om de schat te vinden, des te minder vond hij de schat, die toch de reden was waarom hij het hele huis gekocht had. Want wie dáár iets zoekt waar het niet is, kan het gezochte ook onmogelijk vinden.
Wie vis wil vangen moet met het net het water in, want in de lucht zwemmen geen vissen. Wie goud wil delven, moet niet met een net in zee zoeken, maar naar de diepte der bergen gaan. Met de oren kan men niet zien en met de ogen niet horen. Ieder zintuig heeft zijn kenmerkende bouw en is daardoor voor een bepaald werk bestemd.
Zo is het hart van de mens, dat het meest aan God verwant is, alleen bestemd voor het zoeken en ook het vinden van God, om daarna bij de gevonden God een nieuw, onverwoestbaar leven te krijgen. Wie God echter met een ander zintuig zoekt, kan Hem net zo min vinden als een mens met zijn oren, neus of ogen de zon kan vinden of zien, wanneer hij zichzelf stevig heeft geblinddoekt.
Het ware en levende zintuig van het hart is de liefde. Wie dit innerlijk levenszintuig op de juiste manier opwekt en daarmee God gaat zoeken, zal God net zo zeker en zichtbaar vinden als dat iedere mens, tenzij hij volledig blind is, met zijn oog de zon vindt en haar lichtende vorm ziet.