31 maart

Wet en liefde

(GJE III. 48, 1-5)
Wat een mens niet geheel uit liefde doet, heeft voor zijn leven weinig waarde, want de liefde is de eigenlijke bouwsteen van het leven, zij is het oorspronkelijke leven zelf.
Daarom is wat de liefde grijpt, door het leven gegrepen en wordt een deel van het leven. Wat de liefde echter niet grijpt, en wat de mens alleen doet omdat hij vreest voor eventuele kwade gevolgen, of vanwege het beetje hoogmoed dat hij heeft om bij de andere mensen voor wijs aangezien te worden, dat wordt geen deel van het leven maar van de dood, omdat het geen bouwsteen van het leven in zich had maar een bouwsteen van de dood.
Ik zeg je: Ieder nog zo wijs voorschrift heeft niet het leven, maar de dood tot gevolg als de mens het niet uit liefde opvolgt. En de meest wijze raad lijkt op een zaadje, dat in plaats van op de goede aarde op een rots viel, waar het verdort en vervolgens onmogelijk een vrucht kan opleveren.
Ik zeg jullie dit, omdat ik het zó zie: Alles in de mens is dood behalve de liefde! Laat jullie liefde daarom volledig over jullie gehele wezen heersen en voel de liefde in iedere vezel van je wezen, dan bezit je in jezelf de overwinning over de dood en wat dood was in jullie is door je toegevoegde liefde overgegaan in het onvernietigbare leven. Want de liefde die zichzelf voelt en zich door dit gevoel ook herkent, is het leven zelf, en wat in haar overgaat, gaat ook in herleven over!