4 maart

Hebzucht

(GJE II. 200, 6 / 201, 3-9)
Zeg Mij, waarom God de Heer, die de hoogste liefde en wijsheid is, het vooral in deze tijd toelaat, dat met name de zogenaamde dienaars van God en de bevoorrechte brengers van het woord van God, juist de meest gewetenloze, slechtste, arrogantste en heerszuchtigste mensen zijn, die zonder enig geweten, meestal heimelijk, de schandelijkste daden ongestraft uitvoeren.
Waarom hebben ze geen vrees voor God, wiens macht en heerlijkheid zij toch voor alle mensen tijdens de prachtigste ceremoniƫle praal met overluide stem verkondigen? Kijk, dat is een heel belangrijke vraag voor onze tegenwoordige tijd. (....) Ik weet het absoluut juiste antwoord, en dat geldt niet alleen maar voor nu, maar het zal voor alle tijden gelden zolang Gods woord ergens aanwezig is en er op deze lieve moeder aarde priesterkasten zijn, die zich daar het meest mee bezig houden.
Ik legde thuis verschillende edele en goede vruchtenzaden in de vette aarde van mijn tuintje. Enige daarvan kiemden al de volgende dag, en op de tweede dag stonden de loten al ongeveer vier vingers hoog boven de grond. (....) Ik vond echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de verrottingsschimmel verteerd waren. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen. Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de grond wel honderd keer meer van de vette voedingsstoffen dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is. Een wijnstok brengt op de slechtste bodem vruchten voort, maar distels en doorns zoeken meestal de beste grond op. De goede en edele huisdieren zijn zelden vraatzuchtig, terwijl een wolf, een hyena en soortgelijke beesten dag en nacht wel zouden willen vreten.
Zo is de echte edele en goede mens matig, terwijl de slechte, wereldse mens met niets tevreden is. Het zal hem helemaal niets kunnen schelen dat alle andere mensen van armoede verhongeren. De hebzucht maakt steeds hebberiger! (....)
En zoals het de domme vrekkige en zelfzuchtige grond vergaat, zo vergaat het ook de mensen op aarde, die zich hier al een hemel vol zalige genietingen hebben willen scheppen! Op het laatst moeten zij allemaal hun moeitevol verzamelde voorraad toch loslaten, en honderd anderen verbrassen die dan op een vaak liederlijke manier.