22 oktober

Noodzaak van openbaring (1)

(GJE VI. 149, 1-6)
Ik zei: Vriend, zoals het nu is, zal het over ongeveer tweeduizend jaar weer zijn, en de aanloop daartoe zal al veel eerder beginnen! In onze tijd is het jodendom veel erger dan het heidendom - want de heidenen gebruiken hun verstand tenminste nog, terwijl dat bij de joden met voeten wordt getreden -; maar in die tijd zal Mijn leer, dus het christendom, erger zijn dan nu het jodendom en heidendom samen. Er zal dan grote geestelijke nood onder de mensen zijn.
Het licht van het ware levende geloof zal doven en de liefde zal volledig verkillen. De hoogmoed van de welgestelde mensen zal alle grenzen te buiten gaan, en de heersers en priesters zullen zich nog veel belangrijker wanen dan de ongekende jehova nu is voor de joden en Zeus voor de heidenen.
Maar ook dan zal Ik van tijd tot tijd mannen en maagden opwekken en hun het juiste licht geven, en dit licht zal steeds sterker en krachtiger worden, en uiteindelijk alle werken van de grote hoer van Babel verzwelgen. Verwonder je dus niet dat het nu zo is; want het was al vaak zo en erger, en het zal eens nog erger worden.
De wereld zal altijd wereld blijven, en toch zal Ik de Mijnen steeds leiden, en over de wereld Mijn gericht laten komen wanneer zij zo slecht geworden is dat er naast alle wereldse zaken geen vonkje van het ware levenslicht uit God meer kan bestaan.
Nu was weer zo'n punt bereikt dat, zonder Johannes en zonder Mij, in het hele joodse land iedere vonk van de ware Godskennis verstikt zou zijn, en daarom moest Ik Zelf als mens naar deze wereld komen om alle goedwillende mensen het verloren levenslicht terug te geven, en hun opnieuw de wegen naar de ware kennis van God te tonen. Er zal weliswaar nog vaak strijd zijn tussen Mijn kinderen en de wereldse kinderen omdat het aantal der Mijnen op aarde steeds kleiner zal zijn dan het aantal wereldse kinderen; maar uiteindelijk zullen toch de Mijnen over de hele wereld zegevieren, en deze zal hen geen schade meer kunnen berokkenen. Want ook al vinden jullie alle materie nu nog zo hard en onverwoestbaar, zij zal uiteindelijk toch moeten wijken voor de macht van de geest.
Maar alleen God is Heer over alles, en Hij weet het beste wat, hoe en waarom Hij het een en ander toelaat en verordent, en daarnaast het ware licht over de mensen uitgiet en het in alle ernst bij Zijn kinderen in stand houdt.