10 februari

Besturen

(GJE II. 55, 3-6)
Het is beter een gegeven wet te handhaven dan deze snel weer op te heffen. In plaats daarvan kan men de wet wel ongemerkt buiten werking stellen en bij overtredingen consideratie toepassen en niet te streng oordelen. Als er dan een andere bestuurder komt, heeft hij de vrijheid om de nagelaten wetten van zijn voorganger helemaal op te heffen en overeenkomstig de geest van het volk te vervangen door mildere.
Alleen in het geval dat men je erom zou smeken, kun je wel het strengste deel van een eenmaal gegeven wet teniet doen, maar altijd met het voorbehoud dat de wet direct weer in alle strengheid toegepast wordt, als er zich tekenen voordoen die aangeven dat men doorgaat met het benadelen van de door de wet beoogde goede zaak.
Kijk, op die verstandige manier moet iedere bestuurder de hem toevertrouwde volken leiden, als hij voorspoedig wil regeren. Een lauwe en nalatige bestuurder zal het echter spoedig betreuren als hij door te grote toegevendheid zich de volken boven het hoofd laat groeien.
Want de volken gedragen zich tegenover hun regeerders als kinderen tegenover hun ouders. Strenge en tevens wijze ouders zullen ook goede, gehoorzame en behulpzame kinderen hebben, die hun ouders zullen liefhebben en eren. Terwijl daarentegen bij toegeeflijke ouders de kinderen hen maar al te gauw boven het hoofd zullen groeien en uiteindelijk uit huis zullen jagen of zetten.
Liefde met ernst en wijsheid is een eeuwige wet; wie daarnaar handelt doet geen misstap, en de vruchten daarvan zullen goed en heerlijk smaken.