7 september

De weg naar verlossing

(GJE V 230, 2-7)
De Heer: Nu werpt zich de belangrijkste van alle levensvragen op en deze luidt: Wat moet een mens doen en in acht nemen om zijn ziel te behoeden voor het terugtreden in het oude gericht van de materie die dood is?
Hij moet zich precies houden aan de tien geboden die door Mozes aan de mensen zijn gegeven, en deze bestaan samengevat hieruit, dat men ten eerste vast gelooft aan een waarachtige God, Hem boven alles uit alle macht liefheeft, zijn broeders en zusters echter gelijk zichzelf en in geval van nood zelfs meer!
In deze in feite maar twee geboden ligt dan ook de hele wet van Mozes, alsook alle profeten, die omwille van een beter begrip niets anders dan alleen dit met veel woorden onderwezen hebben.
Wie dit zal doen, zal zeker zijn hart en daarmee ook zijn ziel behoeden voor iedere hoogmoed, hardheid, toorn, haat, zelfzucht, afgunst, gierigheid, hebzucht, heerszucht, een werelds luxe-leven en liefde voor het wereldse, en dan zal hij gemakkelijk binnentreden in de levenspool van Gods geest; want de liefde tot God vervult juist de hele mens met Gods levensgeest, en de naastenliefde belichaamt en verankert deze in de ziel, waardoor zij dan noodzakelijk in alles identiek wordt met God Zelf door de liefdegeest van God in haar. En als ze identiek is met God, dan zal ze ook identiek zijn met de jullie nu bekend gemaakte positieve levenspool in God en zal met Hem heersen over alle materie, waardoor zij onmogelijk meer ooit gevangen en verslonden zal kunnen worden.
Wie dit zal opvolgen, zal ook hetgeen Ik jullie nu zeer duidelijk heb getoond, oogsten en eeuwig in steeds toenemende mate behouden.