17 september

Leven in het hiernamaals

(GJE VI. 14, 7-9, 11)
De Heer: Want iedere ziel zal aan gene zijde geheel uit haar liefde en uit haar geloof verder leven, en dat zal zij doen in de volle vrijheid van haar wil. Als de liefde rein en goed is, zal ook haar leven in het hiernamaals rein, goed en zalig zijn; is haar liefde echter slecht en onrein, en bereidt zij voor haar naaste geen vreugde, dan zal ook haar leven aan gene zijde onrein, slecht en zonder vreugde zijn.
Als men echter een ziel haar liefde zou ontnemen en haar een andere liefde zou geven, zou men haar vernietigen en in haar plaats een heel andere ziel scheppen. Dat zou echter tegen de eeuwige, goddelijke orde ingaan; want wat God eens in het leven geroepen heeft, kan niet meer vergaan, maar alleen voortdurend in iets edelers en beters overgaan. Daarom zal ook aan gene zijde voor zulke verloren zielen gezorgd worden; maar Ik zeg wel, zoals Ik reeds eerder heb gezegd: Hier is één uur beter dan duizend jaar daar!
Geen enkele ziel geschiedt echter daardoor onrecht; want als men de ziel en de wil van een ziel onverlet laat en haar slechts in zoverre van de anderen afscheidt dat zij de goede geen nadeel kan berokkenen, maar verder in haar sfeer in de geestenwereld, die helemaal met haar eigen aard overeenkomt, kan doen wat zij volgens haar liefde voor het leven en haar intelligentie wil, dan doet men daarbij beslist geen enkele ziel onrecht, zelfs niet schijnbaar.
En zo zal het velen aan gene zijde heel lang vergaan, wat zij echter helemaal alleen aan zichzelf te wijten hebben. Want zij zullen daar niet één keer, maar heel vaak de verschrikking van de dood moeten doorstaan, wat echter ook zo moet zijn, want als die er niet was, zou ieder van die zielen werkelijk voor eeuwig verloren zijn.