23 september

De zon over goeden en kwaden

(GJE VI. 49, 4)
De Heer: Ieder mens, goed of kwaad, verhoudt zich wat betreft zijn geest ten opzichte van Mij als zijn lichaam ten opzichte van de zon. Wil hij zich door de stralen van de zon laten verlichten en verwarmen, dan kan hij dat doen - of hij een goed of slecht mens is, dat maakt niet uit -; wil hij het niet dan zal hij door God daartoe ook niet gedwongen worden, en daarom staat er ook: God laat Zijn zon schijnen over goeden en kwaden. En kijk, zo is het ook bij Mij in levend-geestelijk opzicht! Wie Mij volgen wil, kan dat doen, en Ik zal hem niet afwijzen ook al zou hij nog zo'n grote zondaar zijn! Want Ik ben immers alleen maar terwille van de verlorenen en zielszieken in deze wereld gekomen, want de gezonden hebben geen dokter nodig.