25 september

Oefen je denken

(GJE VI. 52, 10-13)
De Heer: Stel je eens een heel verwent mens voor, die vanaf de wieg totaal niets hoefde te doen. Hij at en dronk de beste spijzen, leerde hoogstens alleen maar te praten en droeg behalve zijn kleren nooit enige last. Als zo iemand dan een gewicht van maar enkele ponden over een bepaalde afstand moet dragen, zal hij dat nauwelijks kunnen, omdat hij daarvoor zijn fysieke krachten nooit ook maar in het minste geoefend heeft. Als hij dan toch begint zijn lichamelijke krachten door een langzaam toenemende bezigheid te oefenen, zal hij het binnen enkele jaren ook zover brengen, grotere lasten met gemak op te tillen en te vervoeren. Maar zou hij ook tot deze grotere lichaamskracht gekomen zijn als hij maar steeds de andere mensen voor zich de lasten had laten tillen en dragen?
En kijk, precies zo ziet het er bij jou met je denkvermogen uit! Je hebt dat vanaf je jeugd veel te weinig geoefend en pas nu op latere leeftijd ben je het wat meer gaan oefenen, en je hoeft je er dus ook niet over te verwonderen dat je nu veel dingen niet zo snel onthoudt en begrijpt als menig ander.
Ik ben echter een goede leraar en leider en Ik draag Mijn leerlingen niet op handen over alle wegen en voetpaden, hoe steil en oneffen ook, maar laat hen zelf lopen opdat ze sterk genoeg worden om voortaan zelfstandig over alle wegen te kunnen gaan, ook de ruwste.
Als iemand echter op een bepaalde weg een hindernis ontmoet die echt te groot is, dan zal Ik hem wel licht en kracht geven om ook die grote hindernis te overwinnen. Maar in de eerste plaats moet elk mens zelf alles doen wat in zijn vermogen ligt; als hij meer nodig heeft, zal hem dat op het juiste moment gegeven worden.