- 18 augustus -

Hulp in nood

(GJE V 169, 2-4)
Ik zeg: Ik zal de hulp, kracht en ondersteuning zijn van ieder ernstig streven. In tijd van nood zal Ik niemand verlaten die anders altijd trouwhartig is en Mij liefhebbend op Mijn paden gewandeld heeft. Maar als men door allerlei wereldse verleidingen van Mijn paden is afgeweken, heeft men het natuurlijk aan zichzelf te wijten als Mijn liefde in tijd van nood uitblijft, en dat net zo lang als de gevallene zich niet vol ernst, berouw en geloof tot Mij zal richten!
Ik zal weliswaar eeuwig een en dezelfde trouwe Herder blijven en achter Mijn schapen aangaan die op de een of andere manier verdwaald zijn; maar het schaap moet wel gaan blaten en zich laten vinden, overeenkomstig de hem eigen en onaantastbare vrije wil.
Wie gebukt gaat onder een voor zijn kracht te grote levenslast, moet in zijn hart tot Mij komen, dan zal Ik hem de kracht geven en hem verkwikken! Want sommigen geef Ik een grotere last te dragen, opdat zij hun zwakte voelen en in hun hart naar Mij toekomen om Mij voldoende kracht te vragen, zodat ze hun grote levenslast gemakkelijker kunnen dragen; zo iemand zal Ik kracht geven tijdens iedere nood in zijn leven en hem een juist licht geven voor het bewandelen van de juiste paden van het leven van deze wereld. En wie deze te zware last wel voelt, maar niet naar Mij toekomt in zijn hart, moet het aan zichzelf toeschrijven, wanneer hij bezwijkt onder de te zware last van het aardse leven.