- 8 juli -

Doel van Gods menswording

(GJE IV. 255, 2-5)
Tijdens geen van de talloze voorscheppingen heb Ik Mij door de kracht van Mijn wil op de een of andere planeet als mens met het vlees omhuld, maar Ik trad alleen met haar menselijke schepselen in contact door middel van voor die schepping geschapen zuivere engelengeesten. Alleen de huidige scheppingsperiode heeft ten doel om Mij op een willekeurig, klein, aards hemellichaam, dat nu juist deze aarde is, voor alle voorafgaande alsook voor alle in de nooit eindigende eeuwigheid volgende scheppingen, in Mijn eeuwige oer-goddelijke wezen in het vlees en in de beperktste vorm te aanschouwen en door Mijzelf onderwezen te worden.
Ik wilde Mij voor alle toekomstige tijden en eeuwigheden niet alleen, zoals gewoonlijk, ware en werkelijk volledig op Mij lijkende kinderen scheppen, maar hen door Mijn Vaderlijke liefde echt uitverkiezen, opdat zij dan met Mij over de hele oneindigheid zouden heersen.
Om dat echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste centrum van Mijn goddelijk wezen in het vlees, om Mij aan jullie, Mijn kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door Mijn hoogst eigen mond en hart de ware goddelijke liefde, wijsheid en kracht te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van deze tegenwoordige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van de voorafgaande en alle nog komende.
En daarom heeft deze scheppingsperiode ten opzichte van alle andere het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen.