- 28 juli -

De begrippen `satan' en `duivel'

(GJE V. 94, 2-6)
Rafaël: Kijk wat men `satan' en `duivel' noemt, is de wereld met al haar verleidelijke pracht. Natuurlijk is alle materie waar de wereld uit bestaat ook alleen maar een werk van God, en er ligt iets goddelijks in verborgen; maar daarnaast ook leugen, bedrog en verleiding, waaruit afgunst, gierigheid, haat, hoogmoed en vervolging ontstaat, en daaruit komt weer onnoemelijk en onmetelijk veel kwaad voort.
En zie, dit valse, de leugen en het bedrog, is nu geestelijk gezien de `satan', en alle afzonderlijke, daaruit noodzakelijkerwijs voortkomende ondeugden zij datgene wat men `duivel' noemt; en iedere ziel die zich geheel en al heeft overgegeven aan een van deze ontelbaar vele ondeugden, is een duivel in eigen persoon en een daadwerkelijke uiting van het een of andere slechte en kwade, en in zo'n ziel bevindt zich een moeilijk uitwisbare neiging om aldoor kwaad te doen op de wijze waarop ze haar leven gegrondvest heeft gedurende de tijd van haar lichamelijk bestaan.
En omdat iedere ziel ook na de dood van het lichaam voortleeft en in de omgeving van deze aarde verblijft, komt het bepaald niet zelden voor dat zo'n ziel zich ook binnen de uitstralende levenssfeer van de mensen begeeft en door middel hiervan met de haar eigen slechte begerigheid ook in diegene iets slechts probeert wakker te maken in wiens levenssfeer zij heel welkome voeding vindt, omdat deze nog in het lichaam levende persoon een niet onbeduidende natuurlijke neiging en drang in zich heeft tot eenzelfde ondeugd, gewoonlijk ten gevolge van een slechte en verwaarloosde basisopvoeding.
Zulke zielen maken zich zelfs meteen meester van het lichaam van mensen en kwellen daardoor zelfs een ziel die hier en daar zwakke plekken heeft, en de Heer laat dit juist toe om bij die ziel zo'n zwakke plek beter te maken; want pas daardoor krijgt die geplaagde ziel dan een ware en intense weerzin tegen een bepaalde zondige zwakheid van haar lichaam en stelt tenslotte alles in het werk om sterk te worden op dat punt waarop zij tevoren zwak was, waarbij de genade van de Heer haar ook op het goede moment te hulp komt.
Zie, dit is, verstandelijk geredeneerd, datgene wat een jood die weliswaar zeer ver afstaat van de waarheid van hoe het eigenlijk is, in feite onder het begrip `satan' en `duivel' zou moeten verstaan; maar omdat hij het niet begrijpt, ziet hij `satan' en `duivel' als een geestelijk gepersonifieerde kwade wilsmacht, die er het grootste behagen in schept om de mensen van de weg af te brengen waarop zij zich binnen Gods orde bewegen.