- 25 juli -

Levensvervolmaking

(GJE V 83, 3-6)
Natuurlijk kun je niet al meteen vanaf het eerste begin in het volle bezit zijn van de goddelijke wil in jezelf als je God tevoren niet in alle volheid hebt opgenomen in je hart door de zuivere, ware, al het andere buitensluitende liefde; want als God niet volledig in je is, kan Hij ook niet volledig in je willen.
Maar God boven alles uit alle macht liefhebben is niet zo gemakkelijk als jij je dat voorstelt! Daar is vooral een volgens de wetten van Mozes volkomen zuivere levenswandel voor nodig. Als deze levenswandel door allerlei tegen de orde indruisende levensfouten (zonden) werd verstoord, hebben noodzakelijkerwijs ook alle krachten die voor het leven nodig zijn, schade geleden, en daardoor zijn deze tot materie geworden en zodoende als het ware volledig gedood.
Iemand wiens leven op deze manier misvormd werd, kan God dan onmogelijk vanuit al zijn met de orde overeenstemmende levenskrachten boven alles liefhebben, omdat zulke mensen vaak al voor meer dan tweederde dood zijn. Zo iemand moet dan door een uiterste verloochening, die vaak jaren duurt, de gestorven levenskrachten van al zijn oude hartstochten en gewoontes opnieuw in zichzelf tot leven brengen en pas op die manier langzaam maar zeker overgaan tot de hoogst mogelijke liefde tot God, wat natuurlijk voor iemand die al zozeer verwereldlijkt is geen gemakkelijke opgave is!
Want als een kerngezond iemand bij het beklimmen van een hoge berg al heel veel moeite moet doen, en hem dit heel zwaar moet lijken, hoeveel te meer dan iemand die aan jicht lijdt en nog amper in staat is om zich op de vlakke grond met krukken voort te slepen!