- 22 juni -

Hart en geheugen

(GJE IV 178, 15-17)
Jullie moeten Mijn woorden beter ter harte nemen, dan vergeet je deze niet zo gauw, want alles wat je eenmaal echt ter harte hebt genomen, blijft beslist ook vast in je herinnering zitten en als je het nodig hebt, laat je geheugen je niet in de steek. Maar als je datgene wat Ik gezegd heb alleen maar in je geheugen wilt opnemen, zul je het voor het merendeel binnen een jaar minstens honderd keer vergeten; want op latere leeftijd is het geheugen niet meer zo soepel als in de jeugd. En de jeugd vergeet al gemakkelijk wat zij geleerd heeft, laat staan de ouderen. Maar wat je eenmaal ter harte hebt genomen, is in het leven overgegaan en blijft voor eeuwig!
Ik zeg jullie, van alles wat je op deze wereld slechts in je geheugen hebt opgenomen, zal in het hiernamaals geen jota overblijven; alle dorre, wereldse geleerden verschijnen dan ook in het hiernamaals als doven, blinden en stommen; zij weten helemaal niets en kunnen zich niets herinneren. Niet zelden komen zij daar zonder enig begrip aan, zoals een kind op deze wereld uit het moederlichaam komt. Zij moeten daar alles vanaf de eerste beginselen opnieuw gaan leren en ondervinden, omdat zij anders in eeuwigheid doof, blind en stom zouden blijven en alleen maar een vaag gevoel van het lichaam zouden hebben, zonder echt te voelen dat zij het zijn die reeds op aarde bestonden. Dat moet hun eerst bij stukjes en beetjes op zinvolle wijze bijgebracht worden.
Als het bij de mens in zijn hart duister is, is meteen de gehele mens duister; als het daar echter licht en helder is, is de gehele mens licht en het kan bij hem nooit meer duister worden! Neem wat je hoort daarom meteen in je hart op, dan zal het ook weldra licht in je worden!