- 2 september -

Opvattingen over leven na de dood

(GJE V 224, 2-4)
Er bestaan volgens de overleveringen in bijna alle zogenaamde afgodendiensten, steeds met enkele varianten, twee toestanden - zoals ook bij ons, heidenen -: een elysium, waar alle goede en waardige zielen eeuwig voortleven in een onbeschrijfelijke gelukzaligheid, en dan een tartarus, waar de slechte en boosaardige zielen ook eeuwig gepijnigd worden met allerlei ongehoorde plagen en martelingen.
De joden hebben hun hemel en hun hel, wat eigenlijk helemaal hetzelfde is als bij de heidenen het elysium en de tartarus. Op dezelfde manier hebben de Indiërs een tweevoudig almachtig wezen, een goed en een slecht, dat verschillende vormen, namen en eigenschappen heeft. Zo zijn de elyseïsche goden allemaal goed en die van de tartarus allemaal slecht.
En bij de joden is er een hoogst goede en wijze jehova, die gediend wordt door talloze eveneens goede geesten die `engelen' genoemd worden en bereid zijn om de mens de beste beschermdiensten te verlenen; lijnrecht tegenover de goede en almachtige Jehova en zijn engelen is er dan ook een bijna niet minder machtige satan, ook `leviathan' genaamd, met aan zijn zijde talloze uiterst slechte geesten die men `duivels' noemt.