- 3 april -

Dood als bevrijding

(GJE 111. 53, 11-17)
Als de geest van de mens volledig één is met zijn ziel, zal hij lijken op een mens in een stevige gevangenis, die door het smalle lichtgat over de mooie velden der aarde kan kijken en kan zien, hoe geheel vrije mensen daarop vreugde vinden in allerlei nuttige bezigheden, terwijl hij nog in de gevangenis moet smachten. Hoe blij zal hij zijn als de gevangenbewaarder komt, de deur opent, hem bevrijdt van alle boeien en tegen hem zegt: Vriend, je bent vrij van iedere verdere straf, ga en geniet nu van de volle vrijheid!
Zo lijkt de geest van de mens op de levensvrucht van een vogelembryo in het ei. Als het door de broedwarmte rijp is geworden binnen in de harde, zijn vrije leven gevangen houdende omhulling, verbreekt het de omhulling en verheugt zich over zijn vrije leven.
Maar dat kan een mens alleen maar bereiken door het precieze en oprechte volgen van de leer die de Heiland uit Nazareth nu aan de mensen verkondigt.
Dan ontvangt de mens, als hij geestelijk meer en meer wedergeboren is, ook andere volmaaktheden, waar de alleen maar natuurlijke, lichamelijke mens zich geen voorstelling van kan maken.
De geest is dan een macht op zichzelf, gelijk aan de goddelijke. Wat zo'n volmaakte geest in de mens dan wil, gebeurt en moet gebeuren, omdat er buiten de levenskracht van de geest in de gehele oneindigheid van God geen andere kracht en macht kan bestaan!
Want het ware leven is alleen Heer en Schepper, Onderhouder, Wetgever en Bestuurder van alle schepsels, en daarom moet alles zich voegen naar de macht van de eeuwige, levende Geest. (....) Het begrip van het hoe, waardoor en waarom zul je pas krijgen als je de vrijheid bereikt zult hebben van je innerlijke geestesleven.