- 2 april -

De leer van Jezus

(GJE III. 53, 4-10)
Ik zeg: Daarom heeft Mathaël jullie al een aantal hoofdlijnen verteld. Voor het verdere kan men zijn leer heel kort als volgt samenvatten: men moet God boven alles liefhebben en zijn naaste als zichzelf.
Maar God boven alles liefhebben betekent natuurlijk: God en Zijn geopenbaarde wil erkennen en vervolgens uit ware innerlijke liefde tot de erkende God daarnaar handelen en tevens terwille van God zich tegenover iedere medemens zo gedragen, als iedere verstandige mens zich ten opzichte van zichzelf gedraagt. Daarbij gaat het hier natuurlijk om de zuivere en de hoogst mogelijke, onbaatzuchtige liefde, zowel ten opzichte van God als tegenover iedere naaste.
Zoals al het goede alleen wil dat men het liefheeft omdat het goed en daarom waar is, zo wil ook God dat men Hem liefheeft, omdat Hij alleen volmaakt goed en waar is! Je naaste moet je daarom evenzeer liefhebben, omdat hij net als jij het evenbeeld is van God en evenals jij een goddelijke geest in zich draagt.
Kijk, dat is de eigenlijke kern van zijn leer en die kan men gemakkelijk in acht nemen, veel gemakkelijker dan de vele wetten van de tempel, die merendeels gevuld zijn met het eigenbelang van de tempeldienaren.
Door deze nieuwe leer zo precies mogelijk op te volgen wordt de in de mens aanvankelijk zeer gebonden geest vrijer en vrijer, groeit en doordringt tenslotte de gehele mens en betrekt op die manier alles bij zijn leven, dat een leven van God is en daarom eeuwig moet duren en wel zo gelukkig mogelijk.
Elke mens die zo, in zekere zin, geestelijk wordt wedergeboren, zal geen dood ooit zien of smaken, en het afleggen van zijn lichaam zal voor hem het hoogste geluk betekenen.