- 22 april -

Bestemming van de mens

(GJE III. 178,1-8)
Ik ben juist Zelf op deze aarde gekomen, die bestemd is voor het verwekken van Mijn echte kinderen, om jullie te bevrijden van de banden die de schepping met zich meebrengt, en jullie door woord en daad de weg naar de ware, zelfstandige, eeuwige levensvrijheid te tonen en deze door het voorbeeld dat Ik jullie geef, te banen en te effenen.
Slechts op die weg zal het mogelijk zijn in te gaan in de onmetelijke heerlijkheid van God, van Mijn en jullie Vader.
Want als mens ben Ik mens zoals jullie mensen zijn, maar in Mij woont de volheid van de goddelijke heerlijkheid van de Vader, die in Zichzelf pure liefde is. En niet Ik als jullie medemens zeg dat nu tegen jullie, maar het woord dat Ik nu tot jullie spreek is het woord van de Vader, die in Mij is en die Ik goed ken, maar die jullie niet kennen. Maar juist omdat jullie Hem niet kennen en nog nooit herkend hebben, ben Ik Zelf gekomen om Hem aan jullie te tonen en geheel te leren kennen.
Het is de wil van de Vader, dat allen die Mij, de Zoon der mensen, geloven en dat Ik door de Vader ben uitgezonden, het eeuwige leven en de heerlijkheid van de Vader in zich zullen bezitten om echte kinderen van de Allerhoogste te worden en dat voor eeuwig blijvend te zijn!
Maar om dat te worden, moeten in deze wereld hemel en hel onder één dak wonen! Zonder strijd is er geen overwinning! Waar het hoogst bereikbare mogelijk is, moet men daarvoor ook alles geven. Om een uiterste te bereiken moet men zich eerst van een tegenovergestelde uiterste losmaken.
Hoe zou er een hoogste uiterste denkbaar zijn zonder een laagste uiterste? Of kan iemand van jullie zich bergen voorstellen zonder daartussen liggende dalen?! Worden de hoogten van de bergen niet afgemeten aan de grootste diepte van een dal? Er moeten dus zeer diepe dalen zijn en wie in de diepte van het dal woont, moet met veel moeilijkheden worstelend de bergen beklimmen om het meest vrije en verste uitzicht te verkrijgen. Als er echter geen dalen waren, waren er ook geen bergen en zou niemand een hoogte kunnen bestijgen die ook maar iets meer dan het normale vergezicht zou opleveren.
Dit is weliswaar slechts een stoffelijke gelijkenis, maar zij bevat toch hetzelfde en overeenkomstige van de eindeloos grote, geestelijke werkelijkheid, - voor degene die denken kan en wil, zal dit beeld steeds meer inhoud krijgen.
In de sfeer van het innerlijke leven zijn jullie geroepen en uitgekozen om het hoogste te bereiken, - dus moet er ook een laagste binnen jullie bereik liggen, en daarom hebben jullie een volkomen vrije wil en de kracht om het laagste in jezelf te bestrijden met de jullie door God voor eeuwig gegeven geheel eigen kracht.