- 21 april -

Vrije wil absolute noodzaak

(GJE III. 177, 1-10)
Op het hemellichaam waarop de mensen voorbestemd zijn om uit zichzelf ware kinderen van God te worden zou de minste geestelijke, van Mij uitgaande beperking van de vrije wil Mijn bedoeling helemaal teniet doen.
Daarom moet hier steeds volledige vrijheid heersen, zodat men kan kiezen zowel voor iedere denkbare zonde, alsook voor de hoogste boven alle hemelen uitgaande deugd, anders wordt het niets met het ontstaan van de kinderen van God op de daarvoor bestemde aarde!
En dat is nu juist de verborgen reden waarom zelfs de heerlijkste leer van God na verloop van tijd onder het smerigste vuil wordt vertrapt!
Niemand zal van Mijn leer kunnen zeggen dat zij ook maar iets tegennatuurlijks, onrechtvaardigs en onmogelijks verlangt en toch zullen mettertijd zulke onrechtvaardigheden en onuitvoerbaarheden binnensluipen, dat geen mens die helemaal zal kunnen nakomen. In overdreven ijver zal men de mensen bij honderdduizenden, erger dan wilde beesten, afslachten en daarbij van mening zijn God een bijzonder aangename dienst te bewijzen.
Ja, Ik zal Mezelf door de mensen, als die dat willen, moeten laten gevangennemen en daarna zelfs lichamelijk moeten laten doden, om juist dáárdoor de mensen de meest vrije en grootste speelruimte te geven voor hun wil. Want pas door deze grootste en onbeperkte vrijheid zijn de mensen van deze aarde geheel in staat zich te verheffen tot waarachtige en God in alles volkomen gelijk zijnde kinderen en goden.
Want zoals Ik Zelf alleen door Mijn totaal onbeperkte wilskracht en macht van eeuwigheid tot eeuwigheid God ben, zo moeten de kinderen van Mijn liefde dat ook voor eeuwig worden!
Maar om dat te worden, is nu juist die geestelijke ontwikkelingsweg nodig die je nog zo erg tegenstaat. Maar denk maar eens wat na, dan zul je ontdekken dat het onmogelijk anders kan zijn!
Waar het hoogste te bereiken is, moet ook het laagste voorhanden zijn!