- 26 februari -

Bezetenheid

(GJE II. 169, 3-7)
De aarde is draagster van tweeërlei soort mensen. De ene en betere soort stamt van oorsprong reeds van boven; de kinderen van God moeten daaronder gerangschikt worden. De andere en oorspronkelijk kwade soort stamt zuiver van deze aarde af. Hun ziel is in zekere zin een combinatie van afzonderlijke levensdeeltjes, die, terwijl ze van satan afgenomen zijn, in de massa van het aardelichaam als materie gevangen worden gehouden. Daaruit evolueren ze door de plantenwereld, en werken zich door de vele niveaus van de dierenwereld tenslotte als een potentiële kracht, bestaande uit talloze oerzieldeeltjes, op tot een ziel van een werelds mens. Speciaal bij ongezegende verwekkingen verenigen zij zich in het lichaam van de vrouw, waarbij zij daarna net als de kinderen van het licht uit de geestelijke sfeer van de hemelen, op deze wereld geboren worden.
Omdat het gehele wezen van zulke kinderen uit satan genomen is, lopen zij altijd min of meer gevaar om door de een of andere boze geest, dat wil zeggen door de zwarte ziel van een eens op deze aarde lichamelijk geleefd hebbende duivel van een mens, bezeten te worden. Dat gebeurt vooral dan, als zo'n jonge uit de satanische aardedeeltjes gevormde ziel een goede en hemelse richting inslaat. Omdat daardoor een levensdeel zich losscheurt van de helse sfeer, veroorzaakt dat een onverdraaglijke pijn aan de gezamenlijke hel, en daarom stelt zij alles in het werk om zo'n verwonding te verhinderen.
Nu wil je natuurlijk weten waarom de hel daar zo'n pijn van ondervindt, want een zo'n ziel moet vergeleken bij de hel toch onnoemelijk klein en onbelangrijk zijn, zoals een mensenhaar is ten opzichte van de gehele mens, en Ik zeg je dat je daar groot gelijk in hebt. Maar neem nu eens het kleinste haartje van je lichaam en ruk het uit, dan zul je daarbij merken dat je tijdens het uittrekken niet alleen op de plaats van het haartje, maar haast door je hele lichaam een onuitstaanbare stekende pijn zult voelen, die je tot vertwijfeling zou brengen als dat een uur lang zou duren.
Aan de hand van deze verklaring kun je nu al een beetje beter inzien, waarom op aarde de bezetenheid voorkomt en waarom dat tot aan het einde van deze aarde zal voorkomen. Deze bezetenheid heeft voor de bezetene ook beslist goede kanten, want zo'n ziel, wiens lichaam door de een of andere duivel in bezit genomen wordt, wordt door de kwellingen van zijn lichaam duidelijk gezuiverd, en wordt behoed voor een kwade binding met haar lichaam. Dan komt op het juiste moment de hulp van boven, en een wereldziel is dan helemaal voor de hemel gewonnen.