- 19 februari -

Het echte gebed

(GJE II. 111, 3-7)
Het enig ware gebed is de liefde tot God, de Vader in de hemel en eveneens tot de medemensen, jullie naasten. Alle andere gebeden hebben voor God geen waarde en voor Mij ook niet.
God heeft de mensen ook nooit geleerd Hem met de lippen te eren en de harten koud te laten. Maar omdat Samuel luid voor het volk heeft gebeden evenals enkele profeten, en omdat David voor God de Heer zijn psalmen en Salomo zijn Hooglied zong, kwam het volk tot het loze lippengebed en de koude offers.
Maar voor God is zulk bidden en offeren een verschrikking! Wie niet in zijn hart kan bidden, die kan beter helemaal niet bidden, opdat hij zich voor God niet onbetamelijk gedraagt. God heeft de mens geen voeten, handen, ogen, oren en lippen gegeven om daarmee ijdel en zinloos te bidden. Hij heeft voor het bidden alleen het hart gegeven!
Toch kan ieder mens ook met de voeten, handen, ogen, oren en lippen bidden. Met de voeten, als hij naar de armen gaat en hen hulp en troost brengt. Met de handen als hij de noodlijdende ondersteunt. Met de ogen als hij graag omziet naar de armen. Met de oren als hij graag en tot daden bereid Gods woord aanhoort en zijn oren niet sluit voor het vragen van de armen. Tenslotte met de lippen als hij graag troost brengt aan de arme verlaten weduwen en wezen, en zich voor de gevangenen, zover zijn macht en kracht reikt, bij degenen die deze armen vaak onschuldig gevangen houden, inzet om hen vrij te krijgen.
Ook bidt de mens met de lippen, als hij de onwetenden leert en hen brengt tot het ware geloof, tot de juiste kennis van God en tot allerlei nuttige deugden. Dat alles vindt God wel een heel prettig gebed!