- 20 januari -

Rijkdom

(GJE 1. 201, 2-6, 16)
Hoe moeilijk zal het zijn voor degene die veel heeft, om zich eenmaal daarvan los te maken, en hoe licht zal diegene afscheid kunnen nemen van de wereld, die geen goederen uit haar giftige schoot bezat en nog bovendien terwille van Mijn naam overal werd vervolgd. Die veracht de wereld en hij zal zeker niet om haar treuren, als hij, terwijl hij het hemelrijk helder voor zich ziet, deze duistere, verderfelijke wereld verlaat.
Weet, dat zoals het goud in het vuur niet verandert en pas daarin haar grote waarde krijgt, zo moet het ook gaan bij jullie, die werkelijk Mijn leerlingen en volgelingen willen zijn; want Mijn rijk, waarvoor wij allen nu werken, is niet van deze wereld, maar van die grote eeuwig onvergankelijke wereld die op dit aardse, materiƫle, korte proefleven volgt.
En daarom geef Ik jullie voor deze wereld ook geen vrede, maar het zwaard; want door de strijd met de wereld en met alles wat zij biedt, moet je je de vrijheid van het eeuwig leven bevechten.
Want Mijn rijk lijdt onder het geweld en wie het niet met geweld tot zich trekt, die verovert het niet.
Het is natuurlijk heel gemakkelijk om in een vreedzaam plaatsje en voor zijn aardse leven goed verzorgd een leerling van Mij te zijn, de lammeren deugd bij te brengen en ze met zuiver water te drenken; daar heb je niet veel voor nodig! Maar het is heel wat anders om leeuwen, tijgers en panters te temmen en ze om te vormen tot nuttige dieren! Daar heb je ook meer verstand, moed, kracht en uithoudingsvermogen voor nodig dan voor het temmen van de lammeren.
Wie echt een held wil zijn, mag zijn vijand niet vernietigen, maar moet zich alle moeite getroosten om het hart van de vijand door verstand, geduld, liefde en wijsheid te winnen; slechts dan kan hij er zich op beroemen een echte overwinning op zijn vijand behaald te hebben en de bestreden vijand zelf zal zijn grootste loon zijn.