29 juli

Invloed van de kwade machten

(GJE V. 96, 7-9)
Wanneer jouw ziel de een of andere geur van een zondige neiging in je uitstralende sfeer verspreidt en de reeds van het lichaam bevrijde, maar nog in eenzelfde lievelingsgeur verkerende zielen deze geur in jouw uitstralende levenssfeer als het ware ruiken, tenslotte op je afstormen en zich tegoed doen aan jouw overvloed, zonder eigenlijk te weten wat ze doen en alleen in steeds grotere getale op je afkomen omdat ze in jouw sfeer de kost vinden die ze wensen, dan is dat zeker niet onwijs van de Schepper, die eeuwig niets zo respecteert dan de onvoorwaardelijke vrijheid van iedere ziel. Immers, ieder ziel heeft toch altijd middelen genoeg in handen om zich van de ongewenste gasten te ontdoen, zo vaak en wanneer ze dat wil!
Wil je buiten in de natuur niet door stekende insecten lastig gevallen worden, was en reinig je dan van die dwaze honinglaag, dan zul je met rust gelaten worden; en als je niet door demonen, die je ziel zwak maken, lastig gevallen wilt worden in je uitstralende levenssfeer, maak dan de jou bekende orde van de Heer tot je levensprincipe, dan verzeker ik je, dat geen enkele demon in de buurt van je levenssfeer zal komen!
Geloof me, als je door een in en uit jezelf ontstane levensverkeerdheid de demonen niet lokt en aantrekt, dan zullen ze jou zeker niet aantrekken, verlokken en verleiden; heb je ze echter aangetrokken, dan heb je het aan jezelf te wijten als ze, zonder het eigenlijk te willen, door hun aandrang jouw ziel in diezelfde slechte neiging nog meer zullen verharden.