2 juli

Gemeenschap volgens Gods orde

(GJE IV. 231, 2-6)
Bij een volk waar ontucht en hoererij hoogtij vieren, bezitten de mensen totaal geen uitstralende levenssfeer; zij zijn traag, laf en gevoelloos en niets bezorgt hun nog een verheffend en gelukkig stemmend genoegen, en een mooie vorm of gestalte doet hun niets. Zij leven alleen voor het stomme, dierlijke genot waar hun lichaam hen toe drijft; voor al het andere hebben ze of heel weinig of helemaal geen gevoel.
Zorg er daarom vóór alles voor dat deze zonde nergens om zich heen grijpt, en echtparen moeten alleen maar dát doen wat beslist noodzakelijk is voor de verwekking van een mens! Wie zijn vrouw lastig valt tijdens haar zwangerschap, bederft de vrucht reeds in het moederlichaam en plant daarin de geest van ontucht; want de geest die de echtelieden dwingt en prikkelt om meer dan volgens de natuur noodzakelijk is gemeenschap te hebben, diezelfde geest gaat dan versterkt over in de vrucht.
Daarom moet er ook bij de verwekking goed en zeer gewetensvol op gelet worden, dat de gemeenschap ten eerste niet uit lage wellust plaatsvindt, maar uit ware liefde en geestelijke toeneiging, - en ten tweede dat de vrouw, zodra zij in verwachting is, nog ruim zeven weken na de geboorte van haar vrucht met rust wordt gelaten.
Kinderen die zó volgens de regels verwekt worden en in het moederlichaam ongestoord tot volle rijpheid zijn gekomen, zullen ten eerste al met een volmaaktere ziel op de wereld komen, omdat de ziel in een volmaakt gerijpt organisme beslist eerder en gemakkelijker voor haar geestelijk centrum kan zorgen dan bij een dat helemaal bedorven is, waaraan zij steeds maar moet verbeteren en herstellen, en ten tweede is zij zelf zuiverder en lichter, omdat zij niet verontreinigd is door de wulpse, ontuchtige geesten, die vaak dagelijks door de wellustige na-bevruchtingen in het vlees en ook in de ziel van het embryo mee verwekt worden.