11 juli

Kracht van de geest

(GJE IV. 263, 5-8)
De Heer: Heel anders staat het met de onbeperkte kracht van de geest, zodra deze eenmaal helemaal in de ziel is wedergeboren, of eigenlijk is ingeboren; want daardoor krijgt hij de volle gemeenschap met Mijn oneindige en eeuwige almacht, Mijn liefde en Mijn wijsheid, inzicht, kennis en Mijn wil! Zou hij echter wanneer hij dat alles volledig bezit, en daardoor pas waarachtig Mijn kind is, dan nog een wens kunnen koesteren om dingen te kunnen bewerkstelligen die eens de ouden slechts ten dele en dat slechts onvolkomen, hebben kunnen doen?!
Dat jullie dat weliswaar nu niet meer kunnen, daaraan heeft jullie wil geen schuld, maar de tijd en haar verkeerde zeden. Maar juist daarom ben Ik nu Zelf gekomen om jullie in plaats van dat kleine verloren paradijsje de hele hemel van de zuiverste en machtigste geest uit Mijzelf te geven, - en dan geloof Ik in jullie plaats, dat jullie daar wel volkomen tevreden mee kunnen zijn!
Natuurlijk kost het jullie om te bereiken dat jullie ziel geheel doordrongen is van de geest ook veel moeite en daadkracht; maar wanneer je daardoor met zekerheid verrijkt wordt met het allergrootste en allerhoogste levensgoed, dan kunnen jullie je wel wat laten welgevallen! Want alle wonderbaarlijke eigenschappen van een op zichzelf volmaakte mensenziel en alle schatten van deze aarde zijn immers nog niet de kleinste dauwdruppel vergeleken bij de grote wereldzee van datgene wat jullie door het juiste opvolgen van Mijn woord en wil veel zekerder wacht dan de eens komende stoffelijke dood van jullie lichaam, die jullie in feite echter even weinig zal storen als wanneer je een oud vermolmd huis verlaat dat ieder moment in elkaar kan storten, om daarvoor in de plaats voor altijd en eeuwig een nieuw huis te betrekken, - een huis waar de stormen van geen enkele tijd vat op kunnen krijgen!
Want waarlijk Ik zeg jullie: Alle door Mijn woord en het handelen daarnaar wedergeboren mensen zullen de lichamelijke dood niet voelen, noch hem, zoals de wereldse mensen en veel dieren, vrezen, maar zij zullen zelf geheel vrijwillig het lichaam verlaten, wanneer Ik hen voor hogere doeleinden nodig heb en uit deze wereld naar Mijn huis zal roepen!