18 juni

Vasten

(GJE IV. 167, 13-16)
Zolang Ik bij jullie ben als een echte Vader van jullie geest en bruidegom van jullie zielen, moeten jullie lichamelijk noch geestelijk vasten; als Ik echter mettertijd niet meer zoals nu persoonlijk bij jullie zal zijn, zullen jullie je weer van allerlei zaken moeten onthouden.
Overdreven en zonder reden vasten is ook dwaasheid en kan zelfs net als overdreven zwelgen tot zonde worden. Wie de juiste regels wil aanhouden voor zijn leven, moet in alle dingen matig zijn; want iedere onmatigheid moet mettertijd voor lichaam, ziel en geest nadelige gevolgen hebben! Eet en drink nu welgemoed, en wees vrolijk en opgewekt!
Een vrolijk en opgewekt hart is Mij veel liever dan een hart dat droefgeestig, treurig, klagend, morrend, met alles ontevreden en daardoor ondankbaar is, en zeker weinig liefde in zich heeft; want in een vrolijk hart woont liefde, goede hoop en vast vertrouwen. Komt iemand die belangrijke redenen heeft om te treuren bij een opgewekt en vrolijk iemand, dan wordt hij weldra ook vrolijk gestemd, zijn ziel begint zich vrijer te bewegen en het licht van de geest kan de rustige ziel gemakkelijker verlichten, - terwijl een treurige ziel helemaal verschrompelt en uiteindelijk totaal somber en nors wordt.
Ik neem aan dat jullie vrolijkheid en opgewektheid van het hart niet verwarren met uitgelaten, onfrisse en onzedelijke grappenmakerij - want laat dat verre van jullie blijven! - maar Ik bedoel de vrolijkheid en opgewektheid die het hart van een eerbaar en kerngezond echtpaar vervullen, of die ootmoedige mensen na goede en God welgevallige daden ervaren.