10 juni

De enige ware doop

(GJE IV 110, 9-11)
De echte en voor Mij alleen geldige doop is die met het vuur van de liefde tot Mij en de naaste, en met de levende vurige wil, en met de heilige geest van de eeuwige waarheid uit God. Deze drie punten zijn het die in de hemel voor iedereen een geldig getuigenis geven. Het zijn: de liefde als de ware Vader; de wil als het levende en daadwerkelijke woord of de Zoon van de Vader; en tenslotte de Heilige Geest, als het juiste begrip van de eeuwige en levende waarheid uit God, maar dan levend werkzaam in de mens en alleen maar in de mens! Want wat niet in de mens is en niet uit de geheel eigen wils-impuls geschiedt, heeft voor de mens geen waarde en omdat het voor de mens geen waarde heeft en kan hebben, daarom kan het ook voor God geen waarde hebben.
Want God Zelf als zodanig betekent voor de mens zó lang niets tot de mens door de leer God heeft leren kennen en door de liefde Zijn wil geheel tot de zijne maakt, en door de levendige vurige wil al zijn doen en laten geheel en al schikt naar de wil van de Allerhoogste, die hij nu kent. Daardoor wordt Gods evenbeeld pas levend in de mens en groeit en doordringt weldra het gehele wezen van de mens. Onder die omstandigheden gebeurt het dan ook dat de mens in alle diepten van de Godheid doordringt; want het evenbeeld van God in de mens is volkomen gelijk aan het beeld van één en dezelfde God van eeuwigheid.
Als dat bij de mens plaats vindt, is alles in hem geheiligd en de ware doop van de geestelijke wedergeboorte bereikt. Door die doop wordt de mens dan een echte vriend van God en is hij innerlijk net zo volmaakt als de hemelse Vader volmaakt is.